4000 Islands

Wanneer een mens hoge verwachtingen koestert, dan kan hij wel eens ontgoocheld huiswaarts keren. Dat gevoel overheerst wanneer ik op een zondags drafje doorheen de eilanden Don Det en Don Khon fiets. Ze maken deel uit van de idyllische 4000 Islands, een archipel ten zuiden van Loas en waar de Mekong meanderend doorheen stroomt.

Groot zijn de eilanden allesbehalve. Je verplaatsen doe je dan ook per fiets, per scooter of te voet. Precies omwille van die kleinschaligheid laat ik mijn solartrailer achter. Een gammel overzetbootje brengt mij en mijn bamboefiets tot aan het bekendste eiland, Don Det. De hoofdstraat is weinig uitnodigend. Guesthouses, hotelletjes en barretjes staan er schouder aan schouder. Wanneer ik er voorbij fiets, hoor ik haast in koor: ‘Room, sir?’ Tijdens het laagseizoen is zelfs een sporadische klant meer dan welkom.

Inzake logement stel ik meestal zeer weinig eisen. Een bed en de mogelijkheid om te douchen (een emmer water is ook al voldoende) is voor mij best prima. Omdat het eiland rondom rond omringd wordt door uitlopers van de Mekong rivier, wil ik voor één keer wel een ‘room with a view’. Want zeg nu zelf, wat benadert meer het vakantiegevoel dan ’s avonds languit en loom in de hangmat te liggen met een Lao biertje in handbereik en je blik op oneindig? Ik fiets eerst het volledige eiland rond, iets wat hooguit een half uurtje in beslag neemt. Mijn oog valt uiteindelijk op guesthouse ‘Happy Bar’. De naam alleen al maakt mij vrolijk. Het onderkomen is zeer bescheiden: een tweepersoonsbed met een flinterdunne matras en een ronkende ventilator die voor de nodige afkoeling moet zorgen. Toilet en doucheruimte bevinden zich aan de andere kant van de straat. Het uitzicht daarentegen maakt veel goed en voor de prijs hoef je het al helemaal niet te laten. Met 3 euro per nacht moet dit zowat mijn goedkoopste logement zijn ooit. Ik begrijp stilaan waarom dit eiland zo geliefd is onder backpackers.

Het valt moeilijk te ontkennen, op het eiland hangt een hippie-achtig sfeertje. De vele barretjes vertonen opvallend veel Bob Marley kleuren en de spijskaart in de sober ingerichte restaurantjes is duidelijk aangepast aan de wensen van backpackers: space cakes en muschroom cakes vliegen je haast rond de oren. Het eiland is gelukkig ook bewoond door een pak mensen die hun brood niet verdienen met het toerisme. De echte couleur locale is er dus ook nog terug te vinden. Eenmaal weg van het toeristisch epicentrum duiken vrouwen met de nón lá hoed (de typische Vietnam hoed uit stro) tussen de rijstvelden op. Waterbuffels zoeken afkoeling in één van de vele modderbaden, terwijl kinderen de gekste capriolen uithalen alvorens ze een duik nemen in de Mekong rivier.

Het andere eiland, Don Khon is verbonden via een brug en dankt zijn recht van bestaan dankzij een aantal spectacularie watervallen. Mede door het regenseizoen is het schouwspel best indrukwekkend te noemen. Over een afstand van vaak honderden meters dendert een kolkende watermassa over rotsen richting de Mekong rivier. Ik word evenwel niet overspoeld door een waw-gevoel. Wie eenmaal de Iguazu watervallen in Argentinië en Brazilië heeft gezien, krijgt nimmer nog waar voor zijn geld. Eenzelfde soort gevoel overvalt me wanneer ik me later op de dag nestel in de hangmat. De vakantievibe mist naar mijn gevoel de ideale setting. Sneeuwwitte stranden omzoomd door wuivende palmbomen en parelmoerblauw water vallen hier nergens te bespeuren. Neen, geef mij dan maar liever de idyllische Togean eilanden van Sulawesi.

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *