De voorbije week bleef deze rubriek maagdelijk blank. Indirect had ook het corona virus ermee te maken. Tekst en uitleg volgt vanaf morgen, 19/03. Maar eerst nog een laatste ‘picture of the day’ van Bangladesh. Alvast veel lees- en reisplezier.

Afscheid van Bangladesh

Dat toeval en een portie geluk soms wel eens bepalend kunnen zijn in het leven, bewijst eens te meer onderstaand verhaal.

Al geruime tijd liep ik rond met de idee om mijn solar bamboefiets en trailer vanuit Bangladesh te verschepen. Enerzijds omdat het bekomen van een visum voor Pakistan vrij problematisch was (het visum kon enkel en alleen verkregen worden in het land van herkomst, wat in mijn geval zou betekenen dat ik speciaal op en af naar België zou moeten vliegen om mijn visum te bemachtigen). Anderzijds heb ik ook voor mezelf een datum vooropgesteld om mijn reisboek te publiceren. Als ik pas eind augustus terugkeer naar België, dan is een mogelijke publicatie voor dit jaar haast onmogelijk. Een beetje vijgen na Pasen met ander woorden.

In Bangladesh is de stad Chittagong zowat het kloppend hart van de havenindustrie. Als er één plaats was van waaruit ik kans maakte om mijn hebben en houden te verschepen, dan was het wel in Chittagong. Maar hoe begin je daar nu in godsnaam aan? Impulsief besloot ik met mijn solartrailer naar de toegangspoort van de haven te fietsen, hopend op een rederij te botsen die connecties had met Europa. Havens zijn echter net als overal in de wereld niet meteen toegankelijk voor het grote publiek. De security stuurde me dan ook vrijwel meteen wandelen. Ik kreeg wel de tip mee om eens te polsen bij het hotel waar ik logeerde. Misschien kenden zij wel iemand die werkzaam was in de havensector.

Dat laatste bleek effectief te kloppen. Rond tien uur in de avond werd er op mijn hotelkamerdeur geklopt. Voor mij stond een man van een jaar of veertig met opvallend zwart kroezelhaar. Hij stelde zich voor als Akash. Hij was werkzaam voor een rederij die mij misschien wel een eind op weg kon helpen. We spraken af dat hij me ’s anderdaags zou oppikken om mij te introduceren bij zijn diensthoofd.

Dat diensthoofd bleek een zeker mister Abbas te zijn. Een man van middelbare leeftijd met een olijk gezicht en pretoogjes. Hij was opmerkelijk klein van gestalte.  Zittende achter zijn grote bureau raakte hij nauwelijks de grond met zijn voeten. In wezen bleek hij in werkelijkheid de grote baas te zijn van ‘Evergreen’, een wereldspeler binnen het havengebeuren. Zijn kantoor straalde die grootsheid ook uit. Achter zijn bureau waar papier en dossiers torenhoog lagen opgestapeld bevond er zich een glazen vitrinekast, bijna een wandgroot. Daarin stonden allerlei replicaboten van zijn rederij, maar tevens ook haast symbolische souvenirs van diverse landen: de Eiffeltoren, de toren van Pisa, het Vrijheidsbeeld. Mister Abbas was een man van de wereld. Misschien daarom dat hij zo geboeid luisterde naar mijn verhaal en zijn bewondering voor mijn avontuurlijke tocht niet onder stoelen of banken stak. Op één of andere manier voelde ik intuïtief aan dat we op dezelfde golflengte zaten. We hadden de passie voor het reizen gemeen en precies dat opende onwaarschijnlijke deuren.

De dagen die erop volgden hielden we nauw contact. Minstens tweemaal per dag ging ik bij hem langs. Hij vergezelde me naar diverse kantoren voor het bekomen van de nodige formaliteiten en handtekeningen. Hij schreef een aanbevelingsbrief opdat ik sneller en gemakkelijker de goedkeuring zou krijgen van het hoofdkantoor van import en export in Dhaka. De secretaris van mister Abas deed op zijn beurt het nodige vertaalwerk. Het besef dat ik echt wel de juiste persoon had aangetroffen op de juiste plaats en het juiste tijdstip sijpelde met de dag meer en meer tot me door. Dankzij de spontane en belangloze inzet en de connecties van mister Abas werd het onmogelijke mogelijk. Op een week tijd waren alle nodige papieren in orde om mijn bamboefiets en trailer te verschepen naar Antwerpen.

Daags voor het afscheid nodigde hij me samen met zijn familie uit in een poepchique restaurant en liet hij een feestdis aanrukken al was ik al jaren zijn allerbeste vriend. Onwaarschijnlijk. ’s Anderdaags had hij nog een kleine verrassing in petto. Hij vergezelde mij naar de benedenverdieping waar zijn kantoor gevestigd was en loodste me binnen in één van de vele kledingszaken. Omdat hij mijn solartrip zo onvoorstelbaar vond, mocht ik op zijn kosten twee hemden en twee broeken uitkiezen. Of misschien had hij gewoon medelijden met die sjofel uitziende zwerver die bij elke ontmoeting zowat hetzelfde plunje droeg…

2 Responses

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *