Hellfire Pass

Alvorens ik definitief het doek laat vallen over Thailand wil ik me nog een laatste maal verdiepen in een stukje verleden uit de Tweede Wereldoorlog waar ook mijn volgende bestemming, Myanmar, in verweven zit. Het betreft de spoorlijn die de Japanners, die op dat moment de controle hadden verworven over grote delen van Azië, lieten bouwen. De 415 km lange spoorweg moest Bangkok verbinden met het oostelijke deel van het toenmalige Birma en moest hen in staat stellen om hun geallieerde troepen snel te kunnen bevoorraden. Het meest bekende stuk is ongetwijfeld ‘The Bridge over The River Kwai’, mede dankzij de verfilming van de gelijknamige roman. Ruim 80 km verwijderd van de wereldberoemde brug bevindt er zich ook een stukje spoorweg, genaamd: ‘Hellfire Pass’.

Deze plek was één van de moeilijkste passages van de ganse spoorlijn omdat de omgeving bijzonder ruig was. Gigantische rotsblokken moesten uit de bergflanken worden gehakt om doorgang te kunnen verschaffen aan de trein. Een haast onmenselijke klus dat moest worden uitgevoerd met een strikt minimum aan werktuigen. Naast duizenden Aziatische dwangarbeiders werden ook Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangen ingezet om het titanenwerk te voltooien. Vaak werden ze verplicht om 18 uren per dag te zwoegen. De levensomstandigheden waren onmenselijk. De spoorwegarbeiders stierven bij bosjes aan ondervoeding, tropische ziektes, cholera, dysenterie en uitputting. Geschat wordt dat er maar liefst 16.000 krijgsgevangen en zo’n 90.000 dwangarbeiders het leven lieten. Deze laatste groep was verleid door de Japanners onder het voorwendsel een goed betaalde baan te krijgen. Het waren in hoofdzaak mensen afkomstig uit Maleisië (Chinezen, Maleisiërs en Indiërs). De naam Hellfire Pass verwijst naar een beeld uit de hel. Hun werkplek was ’s nachts verlicht door olielampen en bamboevuren. Het flikkerende licht, het geluid van kloppende hamers en het schuifelen van uitgemergelde gevangenen die uitgeput bleven zwoegen associeerden velen onder hen met de hel.

De herdenkingsplaats Hellfire Pass en het bijhorende museum kwamen er respectievelijk pas in 1987 en 1996 na lang aandringen van een voormalige Australische gevangene, J.G. Tom Morris. Hij pleitte zowel bij de Thaise als bij de Australische autoriteiten om een deel van de ‘Thai-Burma Death Railway’ open te stellen als een historische plaats opdat de geschiedenis nooit zou worden vergeten.

Het is een vreemde gewaarwording te lopen over de plek waar ooit de spoorlijn liep, over de plaats waar duizenden dwangarbeiders en geallieerde krijgsgevangen het leven lieten. Ik mijmer weg bij één van de vele uitkijkpunten en probeer me onder het geluid van wiegende bamboebomen een beeld te vormen van de verschrikkingen die zich hier hebben afgespeeld. Hoe mannen zwaar ondervoed haast dag en nacht moesten zwoegen. Hoe men vaststelde dat de gebruikte explosieven niet voldoende waren om de rotsblokken tot gruis te herleiden. Hoe men met hamer en beitel slechts centimeter per centimeter opschoof. Hoe de moessonregens het werkterrein en de slaapbarakken tot moerassen deden veranderen. Mijn droom wordt heel even verstoord door een stel toeristen die luidruchtig een zoveelste selfie nemen ter hoogte van het enige authentieke stukje spoorrail. Vreemd toch dat mensen alsmaar de drang hebben om zichzelf te vereeuwigen op plaatsen waar ze geweest zijn.

In een tijdspanne van slechts enkele weken ben ik oog in oog komen te staan met verhalen van mensen wiens lot verzegeld was in een sinistere, dodelijke overeenkomst. De eerste keer was dat in Cambodja op de zogenaamde ‘Killing Fields’ en nu was het hier in Thailand in de Hellfire Pass. Alle herdenkingsplaatsen -en monumenten ten spijt blijft de geschiedenis zich herhalen. Leren uit het verleden is een illusie en dat zal in de toekomst helaas niet anders zijn…

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *