Het uitzichtloos bestaan van de Rohingya

Voorbij de half maanvormige boten, beladen met vis, die dobberen voor het langste zandstrand van de wereld, tekent er zich een totaal andere verhaal af. Een verhaal van een verschroeiende zon die elk jaar plaats maakt voor hevige moessonregens die waterwegen vullen maar evenzo dorpen afsnijden van de buitenwereld. In Bangladesh heeft de natuur een gespleten persoonlijkheid. Het is constructief en destructief tegelijkertijd. De natuur voedt en vernietigt. In het meest zuidoostelijke punt van Bangladesh, grenzend aan Myanmar, zijn de seizoenswisselingen nog het hardst voelbaar. Over een oppervlakte van tientallen kilometers leunen honderdduizenden geïmproviseerde huisjes, opgetrokken uit de goedkoopste bouwmaterialen, kreunend schouder aan schouder. Ze zijn vaak niet bestand tegen de cyclonen die geen genade kennen en een spoor van vernieling achter zich laten. Voor de Rohingya vluchtelingen uit buurland Myanmar is het leven te midden van het heuvelachtig landschap met zanderige heuvels eens te meer een uitdaging.

Ik heb officieel geen toelating om de vluchtelingenkampen van de Rohingya, de vervolgde moslimminderheid uit Myanmar, te bezoeken. Journalisten worden er het liefst geweerd en nieuwsgierige pottenkijkers zijn al helemaal niet welkom. Intuïtief zou ik geneigd zijn om dat verbod naast me neer te leggen, maar goed ingelichte bron heeft me bevestigd dat er overal checkpoints zijn. Ik maak geen schijn van kans. Me op één of andere manier onwetmatig toegang verschaffen, zou wel eens kunnen uitdraaien in eenzelfde Myanamar-scenario van zes jaar geleden (cfr: opgepakt en uit het land gezet). Diezelfde bron opent echter wel een achterpoortje. Als ik de binnenweg neem die leidt naar het toeristische kustplaatsje Teknaf kan ik wel een glimp opvangen van de kampen. Door het grote aantal vluchtelingen -er wordt gewag gemaakt van meer dan 1 miljoen- is de vluchtelingennederzetting uitgespreid over beide zijden van de weg. Als ik op een checkpoint stuit, moet ik de militairen gewoon wijsmaken dat ik het kustplaatsje Teknaf wil bezoeken.

 Ik waag mijn kans en bij het eerste ochtendgloren stuur ik mijn fiets naar het meest zuidelijke punt van Bangladesh. De vervolging van de moslimminderheid afkomstig uit Myanmar is geen nieuw verhaal. De problematiek dateert reeds van de jaren 90, maar kreeg pas terug internationale aandacht nadat in 2017 in een tijdspanne van zeven maanden meer dan 750.00 Rohingya de horror ontvluchtten. Opgejaagd door militaire elitetroepen van hun eigen land moesten ze lijdzaam toezien hoe hun dorpen werden platgebrand en vrouwen werden verkracht. De enige uitweg was de naburige grens oversteken om hun toevlucht te zoeken in de glooiende, zanderige heuvels van Bangladesh. Ze voegden zich bij de vele tienduizenden vluchtelingen die de voorgaande jaren reeds waren gevlucht. Sinds die tijd is hun aantal alleen maar toegenomen waardoor het vluchtelingenkamp is uitgegroeid tot het grootste van de wereld.

Naarmate ik de vluchtelingenkampen nader, nemen ook het aantal checkpoints toe. Ik vertraag telkens mijn tred en bij de meeste controleposten kom ik weg met een droge begroeting. Vooral niet opvallen, zoemt het in mijn hoofd. Bij één van de laatste heb ik toch prijs. Ik word onderworpen aan een spervuur van vragen. Mijn identiteit wordt gecontroleerd en er wordt heen en weer geconverseerd. Uiteindelijk krijg ik toch de toestemming om mijn weg te vervolgen. Oef! 

De overgang inzake landschap is abrupt. De cricketgrond van de lokale kinderen waar stoppelige rijststengels plaats hebben gemaakt voor de levendige groene scheuten van rijstvelden lijkt plots gescheiden van een heel ander wereld. Een plek waar elke vierkante meter wordt ingenomen door mensen op de vlucht. Wat ik zie, is onthutsend. Zover het oog reiken kan, doemen tentkampen op uit het niets, maar ook huisjes bijeen getimmerd met golfplaten en bedekt met tentzeilen. En ik zie vooral mensen, heel veel mensen van alle leeftijden. Ik haal slechts heel af en toe mijn camera boven, enerzijds uit onwennigheid en anderzijds uit gevaar om betrapt te worden. 

Achter prikkeldraad zie ik een handvol jonge meisjes. Ze wuiven alsof ze weten dat we elkander nooit meer zullen terugzien. Ik voel me ongemakkelijk bij de gedachte dat hun situatie uitzichtloos is. Nu nog meer dan vroeger, sinds Ang Sang Su ki (winnares van de Nobelprijs voor de Vrede in 1991 en sinds 2016 hoofd van de regering in Myanmar) ten aanzien van het Gerechtshof in Den Haag de genocide op de Rohingya met kracht heeft ontkend. De Rohingya willen niks liever dan terugkeren naar hun huis, naar hun land. Ze stellen alleen één voorwaarde: erkent te worden als Rohingya. Zij willen gerechtigheid voor wat hen werd aangedaan en willen vooral in vrede en in veiligheid kunnen leven. Zolang deze garantie niet wordt geboden, zal deze plek op aarde grijs wit kleuren met golfplaten en tenten. Zelfs een zoveelste moessonregen zal daar geen verandering in brengen…

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *