Boeddha’s in het kwadraat…
Door het eindeloos lang wachten op mijn visum voor India en Bangladesh heb ik noodgedwongen een drastische beslissing moeten nemen. Vanuit Yangon heb ik een trein genomen naar Mandalay om van daaruit mijn fietstocht verder te zetten. Het liefst had ik de afstand van 600 km al fietsend willen afleggen, maar de kans om de grens met Noord-India te bereiken vóór het verstrijken van mijn visum van Burma zou dan wel heel nipt worden. Met de voorgeschiedenis in gedachten kan ik maar beter niet flirten met het lot. Ik ben al blij dat ik terug als een ‘vrij’ man mag rondfietsen in dit onmenselijk mooi land.
Ik fiets momenteel doorheen een stukje Burma dat voor mij totaal onbekend is en dat zorgt terug voor de nodige reisprikkels. Niet alleen zijn de mensen hier alleraardigst, maar kleuren ook toevallige ontmoetingen opnieuw mijn fietstocht. Zo ontmoette ik tien kilometer voor het binnenfietsen van de stad Monywa een groepje vrienden van de lokale fietsclub. Ze waren twee clubleden aan het vergezellen op hun eerste reisetappe naar India. Kerst mag dan in dit overwegend boeddhistisch land nauwelijks worden gevierd, Kerstvakantie nemen heel wat bewoners wel. De twee jonge gasten hebben het plan opgevat om de grens met Noord-India per fiets over te steken om vervolgens na twee weken per vliegtuig terug te keren. Wanneer ze vernamen dat ik dezelfde richting uitging, nodigden ze me prompt uit om hen te vergezellen. Ik heb heel even getwijfeld, maar de idee dat ik daardoor mijn gepland bezoek aan Monywa moest schrappen, vond ik een gemiste kans. Een mens moet nu eenmaal keuzes maken, op reis is dat niet anders…
De naam Monywa komt van het woordje ‘mon’ wat cake of pannenkoek betekent en ‘ywa’ wat staat voor dorp. Volgens een eeuwenoude legende zou er ooit een Burmaanse prins zijn oog hebben laten vallen op een vrouw die pannenkoeken bakte. Het was meteen pannenkoekenbak, want hij vroeg haar prompt ten huwelijk. Als eerbetoon aan zijn nieuwe geliefde veranderde de prins de naam van de stad. Vrij vertaald heet Monywa dan ook ‘miss pancake town’. Tja, als de liefde door de maag gaat, dan doen mannen soms de gekste dingen…
Toch zijn het niet de pannenkoeken die de stad Monywa op de toeristische kaart hebben gezet, maar wel de ontelbare Boeddhabeelden. Dat aantal neemt in en rond de Thanboddhay pagode ongekende proporties aan. Aan de binnenzijde wordt haast elke vierkante centimeter er ingepalmd door een zittende Boeddha. Ze staan als soldaten in het gelid rijendik opgesteld tegen de muur en het plafond. Niemand heeft ze echt ooit geïnventariseerd, maar hun aantal zou minstens een half miljoen bedragen. Naast de onnoemelijk veel kleine Boeddhabeeldjes staan er ook aardig wat imposante Boeddha’s. Het complex is een doolhof vol ronde bogen waar je ogen te kort komt om die overdaad aan Boeddha’s te kunnen aanschouwen. Ook de buitenzijde van het tempelcomplex is een must voor fotoliefhebbers, want de Thanboddhay pagode behoort tot de kleurrijkste van het land. Vermoedelijk waren de verfkleuren geel en oranje in de uitverkoop, want de tempel schittert werkelijk in al zijn glorie. Ook de bijgebouwen fleuren vrolijk op waarbij de torens me doen denken aan felgekleurde snoepjes. Het geheel balanceert op het randje van kitsch en geeft me soms het gevoel alsof ik me te midden van de Efteling bevind. De gebouwen hebben iets weg van sprookjesachtige kasteeltjes en zouden perfect als decor kunnen dienen voor de vertelsels van de gebroeders Grimm. De Disneykleuren spatten er echt overal vanaf. Opvallend is ook dat, in tegenstelling tot de meest pagodes in Burma, de ingang niet bewaakt wordt door Chinthes, de mythische leeuwen, maar door parelwitte olifanten die in de boeddhistische leer symbool staan voor heiligheid en positiviteit.
Ik kom evenwel superlatieven tekort wanneer ik later op de dag oog in oog kom te staan met de op één na hoogste Boeddha van de wereld. Of moet ik eerder zeggen Boeddha’s? De heuvel wordt niet alleen gedomineerd door een staand exemplaar ook liggende en zittende beelden sieren het landschap. Alsof dit nog niet voldoende is, liggen aan de voet van de heuvel nog eens honderden Boeddhabeeldjes kwistig verspreid. Ze zitten onder stenen parasolletjes te midden van tengere boompjes. De wind ruist doorheen de bladeren en zorgt voor een harmonieus geheel met de doodse stilte die er allesoverheersend is. Het landschap is echt bedolven onder pagodes en Boeddha’s. Het dwingt bewondering, verwondering en ontzag af. Al stel ik mij meteen de vraag of het ook niet wat bescheidener kon? Zouden de inwoners van Burma niet meer gebaat zijn met een iets hogere levensstandaard? Ik ben niet afkerig tegen elke vorm van godsdienst dan ook, maar soms vraag ik af ‘Wat is de essentie van religie?’ Heeft religie niet tot doel om mensen te vervullen met geluk en zou dat geluk dan niet wat groter zijn als er meer gedeeld kan worden? Is al die pracht en praal wel nodig? ‘Bescheidenheid siert’ is niet doorgedrongen tot de religieuze regionen. Heeft religie daarenboven niet tot doel om mensen dichter bij elkaar te brengen? Kijk rond je in de wereld en je ziet net het tegenovergestelde. Godsdienstoorlogen, het is een woord dat in wezen niet eens zou mogen bestaan…
Add a Comment