Opgevulde bamboekokers
Zuidoost-Azië is als regio een feest om per fiets te verkennen. In heel wat landen die er deel van uitmaken is autokoning er (nog) niet de baas. Meer nog, verlaat je de hoofdwegen en ga je op zoek naar verkeersluwe weggetjes, dan tuft er enkel met de regelmaat van de klok een scooter voorbij. Naast het geringe verkeer hoef je je ook nooit zorgen te maken of je wel voldoende proviand zal vinden. Je kan geen dorpje of gehuchtje voorbij fietsen of je vindt wel ergens een kruidenierswinkeltje waar de meest elementaire zaken worden verkocht.
Ook langs de kant van de weg staan er vaak kraampjes opgesteld. Ze worden gerund door vrouwen die er meestal plaatselijke specialiteiten te koop aanbieden. Hun doelpubliek is niet zozeer de toerist. Toeristenbussen die op doorreis zijn van punt A naar punt B houden meestal halt bij benzinestations of grote parkings met restaurants die 24 op 24 geopend zijn. Het leeuwendeel van hun klanten zijn locals, mensen van nabijgelegen dorpen of lokale reizigers die op weg zijn naar hun eindbestemming.
Sommige kraampjes duiken vaak terug op, andere zie je eerder sporadisch, zoals de bamboekoker kraampjes. Ik had er al een vijftal voorbij gefietst, toen ik uiteindelijk toch besloot om eens halt te houden. Onder een smeulend vuurtje van kolen liggen de bamboestokken zij aan zij, onder een hoek van 45 graden. De bamboestokken zijn hooguit 30 centimeter lang en zijn aan de bovenkant gevuld met ‘krolan’. Het is een mengsel van kleefrijst, suiker, zoete rode bonen en kokosroom. Eenmaal alles doorheen is gemengd, wordt het in een holle bamboekoker geperst om tot slot langzaam geroosterd te worden. Het smaakt zoet en romig en je proeft zelfs een beetje de textuur van de bamboe.
Eten doe je met je vingers. Je schraapt de lekkernij uit de koker door twee tot drie vingers in de bamboeholte te stoppen. Om ook de bodem los te peuteren splijt de verkoopster met een vlijmscherp mes de bamboe in reepjes die je nadien één voor één open kan vouwen zodat ook de onderkant zichtbaar wordt. De laatste restjes lepel je met een afgebroken bamboereepje uit. De zoete snack is haast een maaltijd op zich. Een tweede verorberen levert je gegarandeerd een indigestie op. Eenmaal je buikje rond gegeten, wordt het lege bamboeomhulsel in stukken gehakt en bij de roodgloeiende kolen gelegd. Een lekkernij waarbij het restafval gebruikt wordt om nieuwe snacks hapklaar te maken. Van een geslaagde ecologische cyclus gesproken…
Add a Comment