Azië is een heerlijk continent om doorheen te reizen, zeker per fiets. Niet alleen hebben heel wat Aziatische landen zoveel moois te bieden, de ontvangst is er algemeen genomen overweldigend te noemen. Sommige landen springen daar zelfs met kop en schouder bovenuit. Birma is zo’n land. De wijze waarop je dagelijks met de gulle glimlach wordt begroet, doet mij meermaals beseffen hoe koud en koel wij Belgen vaak zijn t.a.v. elkaar. Misschien speelt het weer hier wel een rol in, maar toch, mochten we met z’n allen eens de moeite doen om elkander wat vaker spontaan te begroeten… Zou de wereld er dan niet automatisch al een stuk vrolijker uitzien?
Op de ambassade van India in de hoofdstad Yangon heeft mijn glimlach me alleszins geholpen om na sluitingstijd toch nog mijn internationaal paspoort te kunnen afgeven. Ik stond nochtans voor openingstijd al aan te schuiven, maar bij het overhandigen van mijn ingevulde documenten had ik per ongeluk mijn derde voornaam voluit geschreven. De attentvolle beambte had duidelijk oog voor de kleine lettertjes en ontdekte dat het niet overeenstemde met m’n internationaal paspoort en bijgevolg kreeg ik onverrichter zake mijn stapeltje papieren terug. De ingezette sprint naar de guesthouse om de hele handel opnieuw uit te printen en in te vullen, zou mij een Olympische medaille hebben opgeleverd. In een recordtijd van iets meer dan een uur stond ik fier als een pauw terug voor de beambte die me toch met enige verwondering aankeek. Alles leek deze keer in orde. Dacht ik. Voor de administratieve afhandeling moest ik, naast de 100 dollar voor het visum, ook drie dollar in pasmunt betalen. Ik stak een briefje van vijf dollar toe en zei hem met een knipoog dat hij het wisselgeld mocht houden. Oeps, was dit laatste misschien net iets te ongepast en zat er achter mijn blik een corrupt trucje? In ieder geval veranderde de toon lichtjes en werd me duidelijk gemaakt dat alleen pasmunt werd aanvaard. Ik had precies nog een kwartier om een bank op te zoeken en het geld te wisselen. Gelukkig vond ik er eentje in de nabije omgeving, maar tot mijn verbazing kon ik het briefje niet wisselen. Ik moest het bedrag van vijf dollar eerst laten omzetten in de lokale munteenheid, kyat. Pas daarna kon de transactie van kyat naar dollar voltrokken worden. Tja, op die manier wordt een bank haast slapend rijk. Het getalm in de bank zorgde ervoor dat ik bij terugkeer in de Indische ambassade voor een gesloten deur stond. Vijf minuten overwerken is hier duidelijk een doodzonde. Uiteindelijk kon ik de receptionist alsnog overtuigen om iemand van de migratiedienst op te trommelen en kreeg ik de bevestiging in handen dat ik vier dagen later, na het weekend, mijn visum mocht ophalen.
Op de ambassade van Bangladesh ging het er een stuk gemoedelijker aan toe. Meer nog, toen de diplomaat van dienst te horen kreeg dat ik haar land met de fiets wou aandoen, wou ze kost wat kost met mij en mijn bamboefiets op de foto. Helaas resulteerde dit niet in een voorkeursbehandeling en mocht ik pas na vier werkdagen mijn visum ophalen.
Noodgedwongen heb ik dus de voorbije 10 dagen in Yangon doorgebracht. In een stad met relatief weinig bezienswaardigheden is dat niet bepaald echt opwindend te noemen. Ik heb van de nood een deugd gemaakt en ben er vaak op uit getrokken om het alledaagse leven fotografisch vast te leggen. Naast lang slapen heb ik ruim de tijd genomen om een balans op te maken van wat achter me ligt en tevens was de tijd rijp om vooruit te blikken naar de toekomst. Wat die toekomst betreft blijven er veel vragen onbeantwoord, maar een aantal zaken lijken me toch in een bepaalde richting te stuwen. Zo heb ik officieel de bevestiging gekregen dat ik mijn visum voor Pakistan enkel en alleen in mijn land van herkomst kan aanvragen, zijnde België. Dat impliceert dat ik vanuit Noord-India of Bangladesh speciaal het vliegtuig moet nemen om in Brussel mijn visum in orde te brengen om vervolgens terug te vliegen en mijn fietsreis verder te zetten. Met een zichtrekening waarvan de bodem stilaan duidelijk zichtbaar wordt, is dat geen optie. De voorbije weken voel ik ook meer en meer aan dat het reisplezier niet meer de gekende hoogtes bereikt als voorheen. De drang om terug een ‘gewoon’ leven te leiden, loert steeds vaker om de hoek. Daarnaast zit ik ook met het gegeven dat ik graag uiterlijk na de grote vakantie van 2020 mijn reisboek wil uitgeven. Als ik verder blijf reizen tot in augustus 2020 wordt dit een onhaalbare kaart.
Een terugkeer rond eind februari dringt zich dus stilaan op. Enerzijds omdat ik dan opnieuw de draad kan opnemen van het werk (na het krokusverlof) en anderzijds omdat me dat in de mogelijkheid stelt om mijn reisboek af te werken. Ook het klaarstomen van een eerste foto- filmreportage behoort dan tot de mogelijkheden. Daar ik beschik over een visum van 60 dagen voor Bangladesh denk ik er sterk aan om deze tijd optimaal te benutten om dit land in al zijn facetten te ontdekken. Zoals de kaarten nu op tafel liggen, is de kans reëel dat ik vanuit de hoofdstad Dhaka (Bangladesh) terugkeer naar België. De grote hamvraag blijft evenwel… Wat met de solarbike? De batterij kan onmogelijk mee op het vliegtuig, bijgevolg zijn er slechts twee opties die overblijven. Ofwel de hele handel laten verschepen of alles achterlaten in Bangladesh om binnen een jaar of twee de terugreis per fiets verder te zetten. Wat het worden zal is nog één groot vraagteken, maar het ziet er toch naar uit dat de terugkeer nu wel definitief is…