Ik laat me normaal niet zo gemakkelijk overhalen, maar voor één keer ga ik toch overstag. Het Warmshower-koppel Tony en Camelia uit Jakarta raden me aan om de trein te nemen naar mijn volgende bestemming, Yogyakarta. Er loopt maar één hoofdbaan en die is overspoeld van het verkeer. Twee dagen lang achter stinkende uitlaatgassen van bussen, vrachtwagens en auto’s rijden, lijkt me inderdaad niet bepaald een leuk vooruitzicht. Treinen is bovendien vrij handig en goedkoop in Java. Er is echter één nadeel: fiets en bagage moet je een dag voor je vertrek afleveren. Bij aankomst op je bestemming staat hij dan wel netjes op je te wachten. Alles heeft zo zijn voor- en nadelen.
In Yogyakarta staat niet alleen mijn stalen ros me op te wachten, ook Radit, de Warmshower host is present. Warmshower is een internetcommunity van fietsers die reizigers per fiets onderdak aanbieden. Bij Radit is dat een studentenkamer. Zijn woning heeft hij een aantal jaren geleden volledig omgebouwd tot een meisjespensionaat. Omdat hij graag buitenlandse fietsers over de vloer krijgt, is één kamer voorbestemd voor fietsers onderweg. Het grote voordeel van zo’n fietsorganisatie is dat je bij lokale mensen te gast bent en je meteen wordt ondergedompeld in de gewoontes en de gebruiken van het land. Zo maak ik ’s avonds voor het eerst kennis met de authentiek eetcultuur van zowat het gros van de Indonesiërs. Eenmaal de duisternis is gevallen, veranderen de straten in een eetpaleis. Om de honderd meter tref je een ‘warung’ aan, een eenvoudige eettent. Centraal staat de mobiele keuken die vaak niet meer is dan een stootkar waarop alles aanwezig is om te koken: een gaspitje, potten en pannen, ingrediënten, specerijen, … De klanten zitten op houten bankjes, plastic stoeltjes op kinderformaat of gewoon op een uitgerolde rieten mat. De straatverlichting zorgt voor de nodige lichtinval en de eindeloze stoet aan voorbijrazende auto’s en scooters voor de achtergrondmuziek. Een Michelin-ster zullen ze nooit binnenrijven, maar de lat ligt dan ook bijlange niet zo hoog. Witte, gekookte kleefrijst staat steevast op het menu. De rest is volgens de smaak van de klant of volgens het aanbod, zoals gado-gado, gestoomde groentjes met pindasaus en saté kambing, saté van geitenvlees. Toegegeven, je smaakpapillen beleven geen rollercoaster-avontuur, maar voor de prijs van nauwelijks 1 euro mag je nu ook niet teveel eisen stellen. Het is de beleving in zijn totaliteit, de gemoedelijke, haast familiale sfeer die de bovenhand haalt. Daarvoor alleen al word je er vaste klant.
Yogyakarta wordt algemeen beschouwd als de culturele hoofdstad en heeft bijgevolg heel wat moois te bieden, zowel dichtbij als veraf. Ik start mijn verkenning met de directe omgeving, meer bepaald met een bezoek aan het kraton. Dit uitgestrekte paleizencomplex van de sultan was lange tijd het hart van de stad en de residentie van de opeenvolgende vorsten. Nog steeds is een deel bewoond en dus ontoegankelijk voor het grote publiek. Binnen de ommuurde hofstad bevinden zich diverse open paviljoens en rijkversierde pronkzalen. De paviljoens hebben een opvallend, piramidevormig dak, teakhouten pilaren en een marmeren vloer. Ze deden vroeger dienst om gasten te ontvangen. De grandeur van weleer hangt er nog steeds als een walm van een nostalgisch ver verleden. In het aanpalend museum tref ik vooral cadeaus geschonken door buitenlandse staatsgasten. Met lege handen op visite komen, was in de hoge, vorstelijke kringen not done.
Dat niet alles de tand des tijds heeft overleefd, ontdek ik wanneer ik Taman Sari, de tuin der geuren opzoek. Het lusthof voor de Koninklijke familie kreeg halverwege 18de eeuw gestalte. Bloemperken, lotusvijvers, grachten en een labyrint aan binnentuintjes laten een verwaarloosde indruk achter. Het gevoel van verval wordt nog versterkt doordat de woongemeenschap de site doorheen de jaren hebben ingesloten. Armtierige huisjes leunen vermoeid tegen de troosteloze grandeur aan. Toch moet het complex in zijn glorietijd indrukwekkend geweest zijn. Diverse baden zijn rijkelijk gedecoreerd met standbeelden die dienst doen als fonteintjes. Vanuit het balkon van het zogenaamde waterkasteel kon de sultan een blik werpen op het vrouwenbad en zo zijn concubine voor de nacht uitkiezen. Vooral de voorlaatste sultan, Hamengkubuwono IX, maakte het nogal bont. Toen hij in 1988 ongetrouwd stierf liet hij 4 concubines en 21 kinderen achter. Het lusthof heeft duidelijk zijn doel niet gemist…