De hel van Ijen…
Het moet een jaar of twee geleden zijn toen ik voor het eerst hoorde over hun bestaan: de zwaveldragers van Ijen. Het bleek om een groep mannen te gaan, bewoners van kleine dorpjes aan de voet van de vulkaan Kawah Ijen, die werkten in dienst van een Chinees bedrijf. Naar verluidt was het werk van de zwaveldragers haast onmenselijk zwaar, maar evenzo soms levensgevaarlijk. Wie zijn die mannen, wat drijft hen en is het echt allemaal zo onthutsend? Met deze vragen in gedachten daalde ik af naar de hel van Ijen. Dit is mijn verhaal, dit is hun leven…
Men zegt vaak dat er achter elke vorm van schoonheid ook een donkere kant schuil gaat en misschien klopt dat ook wel. Die donkere kant van het blauwe licht of het zogenaamde ‘Blue Fire’ fenomeen tref ik aan bij de zwavel mijnwerkers, een goeie honderdvijftig meter dieper in de krater. Daar ontvouwt zich een bizar schouwspel. Tegen een achtergrond van een helder turquois meer hakken tientallen mannen met een ijzeren staaf grote stukken zwavel los. Die zijn ontstaan door condensatie van zwavelgassen. De mannen moeten snel te werk gaan, want de zwaveldampen spreiden zich soms alle kanten uit. Ik begeef me te midden van de mijnwerkers, maar moet af en toe het hazenpad kiezen wanneer een zoveelste gifwolk mijn kant uitdrijft. Zelfs met mijn gasmasker slaan de gassen op mijn ademhaling en irriteren de dampen mijn pupillen. Achter mij hoor ik mijnwerkers vloeken en hoesten, want voor sommigen is een monddoek hun enige bescherming. Eenmaal de zwavel is losgewrikt, dragen ze die een stukje verder, weg van de dodelijke gassen. Wanneer ze voldoende verzameld hebben, kloppen ze de zwavel in kleinere stukken zodat die beter passen in hun rieten draagtassen. De gewonnen zwavel lijkt op geel piepschuim, maar is evenwel loodzwaar.
Met een gemiddeld gewicht van 80 kilogram, verdeeld over twee manden en verbonden met een buigzame bamboestok, vatten ze de beklimming aan. Een steil, rotsachtig pad van ruim 800 meter lang leidt de mannen uit de krater. Met uiterste concentratie hijsen ze hun zware last naar boven. Af en toe houden ze halt om even op adem te komen. Het zweet parelt op hun voorhoofd. Terwijl de giftige zwaveldampen continue blijven opstijgen, steken sommigen een sigaretje op. Enkele minuten later vervolgen ze hun weg.
Het werk eindigt evenwel niet eenmaal boven de kraterrand. Er volgt nog een afdaling van 2300 meter over een afstand van ruim 2 kilometer tot aan de suikerfabriek waar de vracht gewogen wordt. Gemiddeld lopen de mannen de route twee keer, tegen een loon dat rond de 12 euro schommelt. Eén kilogram zwavel levert 0,075 eurocent op. Om het gemiddelde dagloon te halen, moeten ze dus minstens 160 kilo naar het basiskamp tillen. De zwavel wordt onder meer gebruikt in de cosmetica- en de suikerindustrie.
Naast de onmenselijke arbeid ontdek ik de hoofdreden waarom deze mannen dit werk (blijven) doen. Enerzijds levert deze job meer op dan wat ze doorsnee kunnen verdienen in hun dorp. Anderzijds kunnen ze dankzij de toeristen hun schamel loon aardig aandikken. Wie een foto neemt, wordt verwacht een fooi te geven. Daarnaast bieden de zwaveldragers ook in zwavel gegoten souvenirs te koop aan. De keerzijde van de financiële medaille is echter dat ze door de giftige dampen gemiddeld 45 jaar oud worden. Als toerist zijn wij dus indirect mee verantwoordelijk voor de hel van Ijen.
Add a Comment