Mijn aankomst in Maleisië en meerbepaald hoofdstad Kuala Lumpur is niet toevallig uitgekozen. Jaren geleden viel mijn oog op een minuscuul krantenknipsel waarin bericht werd over het Thaipusam festival. De bijhorende kleurrijke foto dat zo leek weggelopen uit één of andere freakshow was me altijd bijgebleven. Nu jaren later was het mijn beurt om dit bijzonder Hindoefeest met eigen ogen te aanschouwen.
Het hele festijn concentreert zich rond de Batu Caves, op fietsafstand van mijn Warmshower locatie. In totaal neemt het festival drie dagen in beslag, maar de absolute hoogdag valt tijdens de volle maan van de 10de maand in de hindoeïstische kalender.
Het is nog pikdonker wanneer ik de ommuurde site van Isabelle en Simon verlaat. Zelfs op dit vroege, haast onchristelijke uur zijn straatvegers al druk in de weer. Hier en daar galmt muziek uit haast verlaten barretjes die hun laatste klanten moeizaam naar huis sturen. Vanop de fiets zie ik bijna in elk gebouw waar ik voorbij fiets verlichte ramen. Deze stad slaapt nooit. De wegen liggen er rustiger bij dan overdag, maar schijn bedriegt. Een goeie 3 kilometer voor ik het epicentrum van het Hindoe feest bereik, baden de invalswegen in een zee van licht. Het lichtschijnsel van de ontelbare koplampen danst voor me uit. De wagens rijden bumper aan bumper. Sommige automobilisten verliezen hun geduld en parkeren zich prompt langs de kant van de weg. Ze hopen wellicht dat op zo’n dag de talrijk aanwezige politie een oogje dicht zal knijpen. Parkeerproblemen heb ik allerminst, al is het bij aankomst ter hoogte van Batu Caves toch wel even zoeken naar een plekje met voldoende sociale controle. De hulppost van het Rode Kruis boezemt me vertrouwen in en enkele ogenblikken later keten ik mijn stalen ros vast aan één van hun nadarhekken.
Het feest is reeds in volle gang en het is meteen al een gewriemel van jewelste om me tussen de mensenmassa te begeven. Eenieder wil een glimp van de aankomende pelgrims opvangen. Zij hebben er inmiddels een bedevaartstocht opzitten van 15 kilometer die de afstand overspant tussen zowat de mooiste Hindoetempels die Kuala Lumpur rijk is, de Sri Mahamariamman-tempel en de Sri Subramaniar Swamy Temple. Maar de laatste loodjes wachten hen op het eind. Onder het lichtschijnsel van de volle maan en het alziende oog van het gigantische gouden standbeeld van Murugan, moeten de pelgrims nog 272 treden bestijgen. Pas dan treden ze de echte tempel binnen om te bidden en hun offergaven te overhandigen aan de Hindoepriesters.
Omdat de drukte zo overweldigend is, begeef ik me naar de plek waar de Hindoes de laatste ceremoniële voorbereidingen treffen. Ik zie hoe gelovigen eerst in de rivier baden om vervolgens zich te tooien met gele gewaden. Wat verderop doet een openlucht kapsalon gouden zaken. Het kaal scheren van het hoofd behoort tot een vast ritueel om die vervolgens met een zalf van een geelachtige houtsoort in te smeren. Wie Lord Muguran, de zoon van Shiva, vergeving vraagt of wil bedanken, moet nu eenmaal bereid zijn om te offeren. Het brengen van een offer neemt voor sommige gelovigen extreme vormen aan. Met een blik vol ongeloof kijk ik vanop de zijlijn toe hoe mannen én vrouwen bepaalde lichaamsdelen doorboren met dolken, vishaken en kleine speren. Dat laatste doen ze om de dag te herdenken waarop Lord Murugan drie demonen versloeg met een lans. Alsof deze vorm van zelfverminking nog niet voldoende is, dragen enkele Hindoes kavadi’s met zich mee. Het zijn houten versierde frames, sommige wel drie meter hoog, die met ijzeren pennen aan de huid worden bevestigd. De vrouwen dragen meestal melkkannetjes op het hoofd.
De pijngrens van de pelgrims lijkt onbestaande. Er is dan ook al een hele voorbereidingsperiode aan voorafgegaan. Weken lang onthouden ze zich van zowat alle geneugten des levens, volgen ze een streng vegetarisch dieet en slapen ze nachtenlang op de vloer. Hindoe-priesters slaan onophoudelijk op trommels en houden met hun liederen de gelovigen in trance. Hun aanmoedigingen zal de pijn wel enigszins helpen verzachten. Het verdragen van pijn is voor hen trouwens een teken van kracht. Het hele gebeuren houdt het midden tussen carnaval en devote, maar macabere ernst. Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit zoiets hallucinant vanop de eerste rij heb meegemaakt. Af en toe stap ik mee in het kielzog van een groepje gelovigen. Opgehitst door de trommelaars stijgt de trance ten top. Met opensperde ogen dansen ze in het rond alsof ze al dagen aan de dope zitten. Ze lijken volledig weg van deze wereld. De stoet houdt regelmatig halt, zodat de kadavi-dragers de kans krijgen om heel even uit rusten. Maar aangemoedigd door de aanzwellende menigte zetten velen het na een halve minuut reeds op een dansen. Het spektakel is weergaloos en nooit gezien. Wanneer ze eindelijk de tempel bereiken, worden de melkkannetjes leeggegooid en de speren, dolken en haken uit het lichaam verwijderd. Tot mijn eigen verbazing valt er nagenoeg geen druppel bloed te bespeuren. De wonden worden behandeld met citroensap en heilig as om littekens te voorkomen.
De trance is voorbij, ze hebben hun doel bereikt en voldaan, maar uitgeput dalen ze terug af. Ze hebben de pijn en de lange boetetocht doorstaan, klaar om met nieuwe kracht het jaar tegemoet te gaan. Het Thaipusam festival behoort nu reeds tot de hoogtepunten van mijn ontdekkingsreis in Maleisië.