Luxe versus geluk…
Ik blijf me verbazen hoe bescheiden sommige mensen wonen, zelfs na al die jaren van rondreizen. Hun manier van leven ligt vaak mijlenver verwijderd van ons wooncomfort. Hun stulpje –velen zouden het een hok noemen- bestaat veelal uit aan elkaar getimmerde houten planken afgewerkt met een dak van gedroogde palmbladeren of in het beste geval met golfplaten. Op zich ziet hun optrekje er niet zo armtierig uit. Al verraad de houtsoort en het gebrek aan fijnzinnig vakmanschap met liefde voor het materiaal dat functionaliteit hier voorop staat. Huizen zijn niet gemaakt uit esthetisch oogpunt, niet om te imponeren, maar uit beschutting, uit noodzaak.
Zonder ze te betreden, kan ik zo de indeling van het huis blindelings natekenen. Achteraan links bevindt zich het sanitair gedeelte, wat wij zo mooi verwoorden als badkamer. Het woord alleen al straalt luxe uit. Voor de doorsnee Indonesiër is luxe een Westers woord, dat synoniem staat voor geld. Als je met 80 euro of zelfs minder per maand moet zien rond te komen dan is luxe je vreemd. Onder luxe verstaan ze stromend water, een dak boven het hoofd en drie maaltijden per dag. De rest van het huis is vaak één grote ruimte dat denkbeeldig wordt ingedeeld door de activiteit die er plaats vindt. Koken en eten gebeurt doorgaans op dezelfde plek. Kale muren, geen ramen of deuren, geen tussenschotten. In het beste geval een vuil en versleten laken als vorm van afscheiding. Achteraan bevindt zich meestal de slaapkamer zonder scheidingswand. Afhankelijk van het aantal gezinsleden ligt de vloer bedekt met matrassen die vaak flinterdun zijn. Kinderen delen doorgaans een matras met twee of drie. Omgaan met weinig leer je hier nog voor je leert lopen.
Het is gek, maar wij stouwen ons huis vol met meubels, met een zoveelste bijzettafel, met een zoveelste kleerkast, want alles moet tenslotte zijn plaats krijgen. Ik denk niet dat ze hier ’s ochtends vaak voor de spiegel staan met de levensvraag welk tenue ze vandaag zullen dragen. Ze zijn al blij dat ze iets vers gewassen kunnen aantrekken. Hun leven wordt niet bepaald door keuzes, niet door de vraag of ze vrijdag- of zaterdagavond naar de film zullen gaan. Leven ze door gebrek aan keuzes zoveel ongelukkiger? Ik denk het niet. Ze leven in een universum waar geluk een andere invulling krijgt. Misschien moeten we af en toe ook eens dat geluk nastreven, het geluk van de zorgeloosheid, van de eenvoud en tevreden zijn met minder.
Soms voel ik mij wel ongemakkelijk als ik geconfronteerd word met zoveel armoede. Ik probeer mijn gevoelens van medelijden dan te onderdrukken, goed wetende dat mensen zich minderwaardig voelen als ze ook zo benaderd worden. Compassie is een gevoel van zwakte en daar zit niemand op te wachten. Je ogen afhouden, de andere kant opkijken, weg van de armoede die loert in alle hoeken en spleten en je gevoelens de baas blijven. Reizen in een onderontwikkeld land is steeds weer balanceren op een dunne koord.
Add a Comment