Fair trade, een verhaal zonder punt.

Als er één datum is die voor eeuwig in het collectief geheugen van de inwoners van Dhaka zal blijven nazinderen dan is het wel 24 april 2013. Op die bewuste woensdag daverden de grondvesten van de wereldwijde mode-industrie, letterlijk en figuurlijk. In het Rana Plaza gebouw, op een steenworp van de hoofdstad, werd een gigantisch gebouw tot puin herleid. In het ingestorte complex waren maar liefst vijf kledingfabrieken gevestigd. He drama kostte maar liefst aan 1134 mensen het leven en nog eens 2500 werknemers geraakten gewond.

De tragedie zorgde voor een wereldwijde schokgolf binnen de mode-industrie. Voor het eerst werden consumenten en bedrijfsleiders aan de andere kant van de wereld geconfronteerd met de schrijnende werkomstandigheden in het straatarme Bangladesh. Mensen begonnen zich vragen te stellen over de herkomst van hun kledij. Hoe kan het dat je in Europa een T-shirt kan kopen voor enkele luttele euro’s, goed wetende dat het eindproduct deel uitmaakt van een reeks opeenvolgende economische schakels? Hoe zat het met de arbeidsvoorwaarden en de werkomstandigheden in de schemerzone van deze textieljungle?

Al snel sijpelde het besef door dat wij als consument medeverantwoordelijk waren voor het drama. Een eerlijke prijs voor een eerlijke handel was in de textielindustrie haast onbestaande. De ramp was een wake-up call voor de mode-industrie om werk te maken van betere en veiliger arbeidsomstandigheden. Tal van grote kledingmerken moesten schoorvoetend toegeven dat ze nauwelijks de herkomst van hun producten kenden en bijgevolg ook geen weet hadden van de wijze waarop hun orders werden uitgevoerd. Het drama had de textielconfederatie een geweten geschopt en leidde tot het sluiten van tal van afspraken en het tekenen van conventies. Zo werden gebouwen gecontroleerd op brand- en bouwveiligheid en kregen de achtergebleven familieleden hulp onder de vorm van voedsel en financiële steun.

Ondertussen zijn we ei zo na 6 jaar later. Dat de ramp één en ander in gang heeft gezet, daar bestaat geen twijfel over. Of we inmiddels in Bangladesh, dat op China na de grootste kledingexporteur is ter wereld, ook kunnen spreken van fair trade binnen de mode-industrie is een ander paar mouwen. Het Convenant ‘Duurzame Kleding en Textiel’ (CKT) dat door heel wat partners en belanghebbenden werd ondertekend blijft vooralsnog een papieren overeenkomst. Vooral het uitblijven van een duidelijke ketentransparantie binnen de sector en de eis naar beter loon blijven twee pijnpunten. Misschien komt ook daar binnenkort verandering in als de roep van de consument alsmaar luider wordt om een eerlijk product tegen een eerlijke prijs te kunnen kopen. Grote merknamen zijn gevoelig voor het koopgedrag van de consument dat zich een pak kritischer opstelt dan vroeger. Het zijn precies die grote merknamen die het tij kunnen doen keren.

Of de man op de foto wakker ligt van de nieuwe afspraken die moeten leiden tot meer fair trade binnen de Bengaalse mode-industrie lijkt me twijfelachtig. Ik trof hem aan nabij de nieuwe markt in hartje Dhaka. In een zes verdiepingen tellend gebouw dat volgestouwd zit met afgewerkte kledingstukken klaar voor rechtstreeks verkoop, is hij één van de vele kleermakers. Hij zat er haast roerloos achter zijn oeroude naaimachine te wachten op kledingstukken die moeten aangepast worden volgens de wensen van de klant. Een fotografische momentopname te midden van zijn biotoop waarmee hij is vergroeid. Zijn blik in zijn ogen verraden een levensverhaal dat voor mij voor altijd een gesloten boek zal blijven. Fotografie dat begint met de eerste letters van het alfabet, maar ons niet de kans biedt om het verhaal volledig neer te schrijven. Fotografie met een mysterieuze zweem, net zoals de mode-industrie in Bangladesh dat nooit helemaal in zijn kaarten zal laten kijken…

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *