Soeharto, de vader van Indonesië

Als je terugblikt naar de politieke geschiedenis van veelal exotische landen, dan is er vaak een terugkerende constante. Zo lijkt het wel dat (al dan niet democratisch verkozen) presidenten hun verworven positie claimen voor de eeuwigheid. Eenmaal ze de macht in handen hebben, valt het hen precies ontzettend zwaar om die ook terug uit handen te geven. Zo herinner ik me nog levendig de felgekleurde posters die het straatbeeld van Venezuela kleurden met het opschrift ‘Si con Chavez’. In 2008 fietste ik tijdens mijn lange reis doorheen Zuid- en Midden-Amerika doorheen het land van de toenmalige, maar in 2013 overleden president Hugo Chavez. Via een referendum wou hij zich eeuwig verkiesbaar stellen. Ook Indonesië werd jarenlang door één en dezelfde president bestuurd. Zo zwaaide president Soeharto 32 jaar lang de plak.

Soeharto, afkomstig uit een boerengezin, maakte carrière in het leger. Hij schopte het tot kolonel en stond mee aan de wieg van de militaire coup op 30 september 1965. Over zijn rol tast men tot op vandaag in het duister. Wel is één ieder het erover eens dat Soeharto een ware heksenjacht ontketende op de communistische partij PKI en alles wat ‘links’ was. Naar schatting een half miljoen mensen werden geëxecuteerd. De rivieren veranderden in bloed. Vooral de Chinese minderheid kreeg het hart te verduren. Ze werden verdacht van banden met het communistische China. In 1967 benoemde Soeharto zichzelf tot president. De VS en Europa stelden zich weinig vragen. Ze waren al blij dat ze verlost waren van de vorige president Soekarno, die met zijn linkse sympathieën gezien werd als een risicofactor.

Voor Soeharto en zijn Indonesië braken gouden jaren uit. De economie kende een nooit geziene bloei en buitenlandse investeerders omarmden Indonesië. Soeharto spelde zichzelf twee eretitels op: ‘Pak (vader) Harto’ en ‘Vader van de Opbouw’. Soeharto gaf het grootste moslimland ter wereld stuwdammen, olieplatforms, vliegvelden, wolkenkrabbers, snelwegen en scholen. In een mum van tijd werd Soeharto het troetelkind van zowat alle grote wereldleiders. Dat burgerrechten niet werden gerespecteerd, gevangenissen vol zaten met politieke gevangenen en verkiezingen weinig democratisch waren, dat was allemaal bijzaak. Het volk deelde immer mee in het succes van Soeharto’s bewind. Verhalen over grootschalige corruptie staken pas de kop op na zijn aftreden.

De Aziatische financiële crisis van 1997 trof echter ook Indonesië. De nationale munt, de Rupiah, verloor in een jaar tijd een kwart van zijn waarde. Het land verkeerde in diepe armoede. De middenklasse die Soeharto steeds hadden gesteund, zagen hun vermogen verdampen. De roemloze val was onafwendbaar. Na een brede volksopstand zag Soeharto maar één uitweg: aftreden.

Pas in de jaren nadien liep het imago van Soeharto een flinke deuk op. Zo ontdekte men dat Soeharto zijn zes kinderen niet bepaald stiefmoederlijk had behandeld. Ze hadden een fortuin geërfd onder de vorm van olievelden, exclusieve hotels, spoorlijnen, TV-stations,… Het totale vermogen van Soeharto werd geschat op 38 miljard dollar. Ruimschoots genoeg om de buitenlandse schuld in één keer af te lossen. 

Over het verloop van de onderhandelingen over een gedeeltelijke teruggave van het onrechtmatig verworven familiefortuin van de ex-dictator en zijn puissant rijke familie tast men nog steeds in het duister. Soeharto zelf hield zich de laatste jaren van zijn leven opvallend koest. Meermaals moest hij voor de rechtbank verschijnen om zich te verantwoorden voor de leegroof van zijn land. De artsen bezworen evenwel dat hij te ziek was om voor de rechtbank te verschijnen. Uiteindelijk stierf hij in 2008 op 86 jarige leeftijd. Soeharto had de dans ontsprongen.

Terugblikkend op de periode van Soeharto is een kanttekening best op zijn plaats. Het klopt dat Soeharto van Indonesië een mooi en modern industrieland heeft gemaakt. Maar had Stalin dat ook niet voor elkaar gekregen in Rusland? Als tirannie en terreur de enige tools zijn om een arm land erboven op te helpen, dan kan dit op zijn minst verwerpelijk worden genoemd. Daarenboven was zijn economisch beleid niet bepaald duurzaam te noemen. Zijn economie was er één die te eenzijdig gebaseerd was op oliewinning en ontbossing. Landen die hun ontwikkeling vooral laten afhangen van de oliewinning, zijn sociaal-economisch en politiek weinig stabiel te noemen. Venezuela vormt er anno 2019 het beste voorbeeld van. Toch ben ik gematigd positief over Indonesië. Het land is in alle opzichten welvarender geworden en ook op politiek vlak is de weg naar volwassenwording een feit.

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *