De Kraton van Surakarta

Jakarta wordt wel eens het financiële en industriële hart van Java genoemd, terwijl Yogyakarta en Surakarta eerder de culturele ziel zijn. De plek waar artistiek en intellectueel erfgoed elkaar overlappen, de kunst op zijn mooist is en de tradities het meest zichtbaar zijn. Dat laatste weerspiegelt zich misschien nog het best in de Abdi Dalems, de hovelingen van de sultan.

Aan de ingang van de Kraton, het koninklijk paleis van de sultan in Surakarta, houden ze getrouw de wacht. Ze zijn getooid in een felblauw jasje met ronde gouden knopen en dragen een pofbroek in batik stof. Ze verschillen daarin van de andere hovelingen die doorgaans een sobere blauwe overhemd dragen en blootsvoets lopen. De dienaren van de sultan zijn overwegend gepensioneerde mannen die hun tijd, kennis en energie graag besteden aan het zich vrijwillig ten dienste stellen van de sultan. Het is een persoonlijke verbintenis zonder winstoogmerk. Velen onder hen vinden het een hele eer en blijven meestal trouwe verzorgers van de koninklijke huishoudens tot de dood hen scheidt. Deze nobele toewijding is een eervolle trots die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Hun aanwezigheid heeft het koninklijk paleis een levende ziel en doet je eeuwen terug in de tijd wanen. De oude tradities en de mystiek die er heersen, zijn door de oprukkende modernisering niet naar de achtergrond teruggedrongen.

Het Javaanse woord ‘Kraton’ is trouwens afkomstig van het woord ‘ke-ratu-an’, wat zoveel betekent als de plaats waar de koning woont. Slechts een beperkt deel van het paleis is opengesteld voor het publiek. De Kratons van Yogyakarta en Sukarata maken deel uit van de residentie van de sultan. De macht van de sultan is tegenwoordig puur symbolisch. De zetel van de macht is overgeheveld naar het parlement. Ik wandel er langs pronkzalen met vorstelijke erfstukken, wapens, koetsen en geschenken van koninklijke gasten. De weelde staat in schril contrast met het leven dat het gros van de Indonesiërs lijden. Twee werelden van verschil leunend, schouder aan schouder. Het is een constante en helaas nooit ver weg…