Myanmar: het land van de betelnoot…

Wie voor het eerst naar Myanmar op reis gaat, zal snel vertrouwd geraken met de gewoontes van het land, al is er wel eentje die het land wel heel typeert: de betelnoot kauwende locals.

Betelnoot is er altijd en overal. Je kan bijna geen straathoek voorbij wandelen of je ziet wel ergens een kraampje staan van een betelnootverkoper. In Yangon alleen al wordt hun aantal geschat op 6.000. Daarnaast zal je oog ook al snel vallen op de roodbruine vlekken die de trottoirs en straten kleuren. Het zijn de achtergelaten sporen van de spuwende betelnootkauwers. Maar wat is betelnoot, waarom is het zo geliefd in Myanmar en waar komt die rode kleur toch vandaan?

In feite is de correcte naam de areca noot die afkomstig is van de areca catechu palmboom. De noot heeft doorheen de jaren de naam betelnoot gekregen omdat ze traditioneel gekauwd wordt met een betelblad, dat in wezen totaal los staat van de areca noot. De areca noot wordt nooit apart gegeten. Ze wordt gebruikt in combinatie met smaakmakers en alles wordt via een dikke witte lijmvloeistof (calciumhydroxide) aan elkaar geplakt. Vaak voegt men er ook tabak of een kruidenmix aan toe. Tot slot wordt alles netjes gevouwen tot kauwgom grootte. Het pakketje wordt in één keer in de mond gestopt om het vervolgens goed te kauwen, een beetje zoals men vroeger pruimtabak kauwde.

Voor de eerste, neergeschreven vermeldingen van het gebruik van betelnoot moeten we terug naar de eerste eeuw. Toen reeds prezen Sanskrietgeschriften de betelnoot voor zijn ‘hemelse’ kwaliteiten.  Ook nu nog is stimulatie zowat het belangrijkste effect van de betelnoot en dat is in hoofdzaak te danken aan het actieve bestanddeel arecoline. Dit mild stimulerend middel werkt in op het centrale zenuwstelsel en versnelt de ademhaling. De gebruiker voelt zich hierdoor een stuk energieker en alerter wat dan weer het geheugen ten goede komt. Als je het zo leest, dan zou je meteen naar zo’n betelkraam toelopen om er een pakketje aan te schaffen. Maar schijn bedriegt…

Betelnoot gebruikers kan je namelijk identificeren aan hun rode tanden en aan het feit dat ze vaak op de grond spuwen omdat het kauwen een verhoogde speekselproductie veroorzaakt. Deze dieprode kleurstof ontstaat doordat het warme speeksel in contact komt de werkzame stoffen.  Niet alleen kleurt de mond griezelig rood, langdurig gebruik zorgt ook voor een verhoogd risico van mondkanker, een ziekte die de voorbije jaren sterk in opmars is in Myanmar. Ook de regering is zich bewust van het verslavend en nefast effect van het gebruik van betelnoot. Al ettelijke jaren voert de overheid dan ook campagnes om het gebruik af te raden. Op religieuze plaatsen is het kauwen van de betelnoot al verboden, al heeft het verbod wellicht meer te maken met de haast onuitwisbare rode vlekken die de gebruikers achterlaten. De betelnootkraampjes mogen zich ook niet langer opstellen in de onmiddellijke omgeving van scholen om zo de verleiding tot aankoop te verminderen.

Maar alle campagnes ten spijt die gericht zijn op de ernstige gevolgen voor de gezondheid lijken weinig tot geen impact te hebben. Betelnoot kauwen (en spugen) is alomtegenwoordig in Myanmar en het ceremonieel aanbieden van het goedje is een diepgewortelde traditie van het land. Men schat dat er maar liefst 23 miljoen regelmatige gebruikers zijn op een totale bevolking van 54 miljoen. Recente cijfers van het ministerie van Volksgezondheid en Sport tonen aan dat meer dan 7,2 miljoen volwassenen en 152.000 kinderen van 13 tot 15 jaar dagelijks betelnoot consumeren. De regering overweegt dan ook om de verkoop van betelbladeren hoger te belasten. Dit zal ongetwijfeld wel impact hebben op het gebruik, maar of ze daarmee ook deze eeuwenoude traditie zal terugdringen tot de geschiedenisboeken, is nog maar de vraag…

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *