Een gewaarschuwd man is er twee waard. Mijn wat bizarre gastheer had me meermaals gewaarschuwd dat ik de resterende 155 kilometer tot aan de eerst grote stad Dawei niet per fiets kon afleggen. Meestal sla ik goeie raad zelden of nooit in de wind, maar deze keer beschouwde ik zijn waarschuwing eerder als dronkenmanspraat, letterlijk dan.
Dat ik niet meteen een mooi geplaveide weg had verwacht, klopte reeds bij het verlaten van het stoffige dorpje vlak na de grenspost. Dat de weg daarentegen wel zeer veel hoogteverschillen in petto had, was eerder buiten mijn verwachtingen om. Voor het eerst sinds lang moest ik weer eens alle registers opentrekken om mijn hele hebben en houden over elke nieuwe heuveltop te sleuren. Tot overmaat van ramp kon ik nauwelijks profiteren van de welverdiende hellingen. De aardeweg was door het voorbije regenseizoen herschapen tot een hobbelige piste vol kraters. Als een circusacrobaat probeerde ik ze te ontwijken, maar met een tweewielige trailer was dat niet bepaald een sinecure.
Mijn voornemen om de afstand van 155 kilometer op één dag af te leggen, verdween als sneeuw voor de zon. Ik schoot nauwelijks op en stelde bezorgd vast dat ik op anderhalf uur amper 12 kilometer had afgelegd. Ik begon stilaan te begrijpen waarom de soldaten bij de grenspost mij een heel arsenaal aan drank hadden meegegeven. De moed zakte nog meer in mijn schoenen toen de zon steeds vaker schaakmat werd gezet door de aanzwellende bewolking. Stilaan groeide ook het besef waarom deze grensovergang nauwelijks werd aangedaan door toeristen. Hier valt niks te beleven en de weg is bar, bar slecht.
Na ruim vier uur fietsen en nauwelijks 35 kilometer op de teller, was de tijd rijp om een spoedvergadering te beleggen met mijn eigen-ik. Op sommige momenten moet je bepaalde zaken in vraag durven te stellen en moet je bravoure en hoogmoed de kiem in smoren. Ik ben niet hierheen gekomen om één of andere prestatie neer te zetten, evenmin om heldendaden te verrichten. Mijn doel is nog steeds om een stukje van de wereld te verkennen met ogen vol verwondering, met de ogen van een kind. Mijn bamboefiets is hierbij mijn trouwe metgezel die me van punt A naar punt B brengt, maar die me veelal laat genieten van het onderweg zijn. Dat mijn reismaatje me nu in de steek laat, kan ik hem niet kwalijk nemen. Ook voor mijn fiets zijn er grenzen en die liggen deze keer buiten onze capaciteiten.
Ik had twee dingen kunnen doen: koppig doorfietsen om uiteindelijk toch te stoten op de beperktheden van lichaam en geest of hulp inroepen van derden. Ik heb uiteindelijk gekozen voor de laatste optie én gelukkig maar. De resterende 120 kilometer heb ik een lift gekregen van een bestuurder met een pickup truck. Door de taalbarrière beperkte de communicatie zich in hoofdzaak tot body language. Best jammer, maar dat zal me de komende weken wel meer parten spelen, vrees ik. Uiteindelijk kostte het ons nog ruim vier uur om de stad Dawei te bereiken. Zittend of beter wiebelend in de wagen daalde een warm gevoel van geluk over me heen. Ik had de juiste beslissing genomen. Had ik tegen beter weten in toch blijven doorfietsen, dan had ik er nog minstens twee volle dagen voor moeten uittrekken en had ik er niet de minste plezier aan beleefd. Reizen mag soms best wat afzien zijn, maar er zijn nu eenmaal grenzen…