De voorbije week was het opvallend stil en bleef een update van ‘the picture of the day’ uit. Geen internet of een soms te zwakke verbinding om mijn website aan te passen, lagen aan de basis. Mijn excuses, maar een mens moet op reis nu eenmaal roeien met de riemen die hem worden aangereikt. Om de achterstand in te halen en ter compensatie voor de ‘stilte’ krijg je de komende dagen telkens twee foto’s en verhalen voorgeschoteld. Alvast veel lees- en reisgenot.

Prambanan

Als je een bepaald land aandoet dan kan je haast niet voorbij sommige zogenaamde hotspots, plaatsen die het label ‘must see’ hebben gekregen. Plekken waar toeristen als aasgieren op neerstrijken. Het is sterker dan mezelf, maar wanneer ik dergelijke plaatsen aandoe, dan borrelt er een soort terughoudend mechanisme in me op. Dan lijkt het wel alsof mijn voelsprieten mij een stuk alerter maken, een stuk bedachtzamer om niet in toeristische valkuilen te trappen.

De tempels van Prambanan, op een goeie 20 kilometer van de sultanstad Yogyakarta, behoren samen met het tempelcomplex van Borobudur tot dé toeristische attracties van Midden-Java. Tijdens het toeristisch seizoen worden deze hotspots dagelijks overspoeld door een horde toeristen. De meimaand is nog relatief kalm, maar toch neem ik het zekere voor het onzekere. Om half vijf in de ochtend stuur ik mijn fiets in de richting van Prambanan. Bij aankomst is de gate nog potdicht. Ik ben voorlopig de enige bezoeker. Het is kwart voor zes in de ochtend. De eerste zonnestralen priemen reeds door het wolkendek. De lucht kleurt helder blauw. Hier en daar lijkt het wel alsof een schilder met witte penseelstreken vormloze wolken heeft getekend. Het ideale kader om een tempelcomplex in al zijn glorie te digitaliseren. Nu maar hopen dat er niet een handvol bussen halt houden en ik zo meteen moet optornen tegen toeristen die rijen dik voorbij schuifelen. Klokslag zes uur wordt het metalen hekken opgeschoven. Geloof het of niet, maar ik ben er moederziel alleen. Ik kan mijn ogen niet geloven.

De verwondering wordt pas compleet wanneer ik oog in oog kom te staan met de grootste Hindoe-Javaanse tempel van Indonesië. Het tempelcomplex is buitengewoon goed bewaard gebleven en kenmerkt zich door drie hoofdtempels. In het midden prijkt de grootste en tevens ook de meest indrukwekkendste. Hij is gewijd aan de God Shiva en is maar liefst 47 meter hoog. De drie tempels worden omringd door een aantal kleinere tempels. Allen hebben mooi gedetailleerde inscripties en versieringen. Ze verhalen taferelen uit een ver verleden die voor mij haast ondoordringbaar zijn.

In 2006 zorgde een aardbeving voor grote schade, maar mede dankzij de steun van Unesco werd de hele site terug heropgebouwd. Ooit moet het aanzien nog  impressionanter geweest zijn. Men vermoedt dat de bouw dateert van de negende eeuw. Met de verspreiding van de Islam trokken de Hindoe-koningen weg en geraakte het tempelcomplex in de vergetelheid. Verval en diefstal, niet alleen door schattenzoekers, maar evenzo door de lokale bevolking die heel wat stenen gebruikten als bouwmateriaal voor hun eigen woningen, hebben ertoe geleid dat er veel van de glorie van weleer is verloren gegaan. Pas in 1811 werd het inmiddels overwoekerde tempelcomplex opnieuw ontdekt, maar het duurde nog meer dan tachtig jaar alvorens men startte met het blootleggen van het heiligdom.

Even verderop liggen nog drie tempelcomplexen die in zake schoonheid zeker niet moeten onderdoen. Als ik doorheen die stille getuigen van een ver verleden wandel, is er één vraag die alsmaar terug opduikt: Hoe hebben ze dit met de toenmalige beperkte bouwkundige middelen ooit klaargespeeld? Het mag duidelijk wezen dat de bouwheren van toen meesters waren in hun vak.