Ieperse nostalgie in Birma…
Dat het weer voor een groot stuk het dagelijkse leven van een mens en een stad bepaalt, is ontegensprekelijk. Kijk maar hoe wij na een lange, koude winter hunkeren naar de eerste zonnestralen en er als de kippen bij zijn om de barbecue opnieuw vanonder het stof te halen. Die zomerse gloed die wij zo associëren met ‘het buiten zijn’, met vrijheid en vakantie krijgt voor veel mensen die leven in landen waar de zon bijna het ganse jaar door van de partij is een heel andere invulling. Zij kennen ook meestal maar twee seizoen: het droge- en het regenseizoen. Zowat in heel Azië speelt het lokale leven zich voornamelijk buiten af, op straat. In Birma is dat niet anders. Zonder er zelf veel bij na te denken, maken zij deel uit van de couleur locale en precies dat geeft het reizen een extra dimensie.
Zeg nu zelf, wat is er leuker dan in een vreemde stad, in een vreemd land je te laten onderdompelen in de geuren en kleuren die het land zo eigen maken. Vraag aan elke reiziger die zijn vakantie in een ander land doorbrengt of hij de lokale markt heeft bezocht en dan is het antwoord steevast positief. Marktplaatsen vormen een dorp op zich waar het hele leven zich vaak op enkele honderden vierkante meter afspeelt. In Azië heb ik vaak het gevoel dat het marktgebeuren zich niet alleen lokaliseert op die ene plek. Soms lijkt het wel of hele delen van de stad een hoog marktgehalte hebben. Overal waar je kijkt zie je wel straatventers langs de kant van de weg zitten. Hun territorium baken ze af met hun uitgestalde koopwaar, vaak slechts een vierpersoonstafel groot. Eigenaardig is dat ze zich vaak groeperen volgens het beroep of de producten die ze te koop stellen. Concurrentie lijkt hen vreemd.
Soms zijn er van die beroepen die je onlosmakelijk gaat linken met mensen uit je onmiddellijke omgeving. Deze schoenmaker die ik aantrof in towndown Yangon deed me meteen denken aan een bekende Ieperling. Een man die wellicht het langst een winkel heeft gerund in de Diksmuidestraat te Ieper. Een man die met liefde voor zijn vak steeds paraat stond met raad en daad, letterlijk en soms ook wel figuurlijk. Groot van gestalte was hij niet, maar dat compenseerde hij ruimschoots door zijn gulle lach, zijn oprechte vriendelijkheid en zijn humor. Een man die tijd nam voor zijn klanten, de beste oplossing zocht in overleg en steevast zijn uiterste best deed om de klus zo snel als mogelijk geklaard te krijgen. Zijn naam: Joseph (Jef voor de vrienden) Baccarne. Samen met zijn lieve vrouw Ingrid runde hij ‘Josini’, de schoenmakerij die tot ver buiten de Ieperse stadsgrenzen naam en faam had verworven. De kleine winkel ademde authenticiteit uit, een stukje nostalgie. Een winkel waar je stiekem naar binnen gluurde als je er voorbij wandelde. Dan zag je het koppel ijverig aan het werk, te midden van oeroude, maar degelijke machines. Als je binnenstapte voor een babbel wist je meteen of je wat ongelegen kwam. Maar zelfs als de manden met te herstellen schoenen en tassen hoog opgestapeld stonden tegen de muur, dan nog was je welkom. Tijd was voor hen een relatief begrip.
Jef en Ingrid genieten ondertussen van een welverdiend pensioen. Het schoenmakersatelier werd overgenomen door Arne, een jonge gast die met dezelfde gedrevenheid als Jef en Ingrid de stiel verder zet. Arne zag de kans om het atelier in een groter winkelpand onder te brengen en verhuisde naar een voormalige beenhouwerij, maar de naam ‘Josini’ heeft hij behouden. Misschien wel als eerbetoon aan Jef en Ingrid, wie weet…
Add a Comment