De laatste, lange reis…

Wie Cambodja als reisbestemming kiest, gaat meestal recht op zijn doel af: de hoofdstad Phnom Pehn en het tempelcomplex Ankor Wat in Siem Reap. Ik zie reizen eerder als het spelen van een ganzenbordspel. Ik verplaats me volgens de geworpen teerling. Dat verklaart ook meteen waarom mijn reisroute bij het verlaten van een land eruit ziet als een onsamenhangende spinnenweb. Het stadje Banlung, helemaal ten oosten van het land en op een steenworp van de Vietnamese grens, ligt totaal weg van de toeristische trail. Dat maakt zo’n ganzenbordspel nu juist zo interessant: je weet nooit waar je uitkomen zal.

Op reis is dat ook zo, althans als je zekerheden op de helling durft te plaatsen en je je openstelt voor het onbekende. Ik verplaats me elke dag opnieuw doorheen een ander soort universum, wend mijn zintuigen aan als gids en ga op zoek naar wat voor mij onbekend of niet alledaags is. Zo wil ik in Banlung op zoek gaan naar de mijnwerkers die met uiterst primitieve middelen edelstenen winnen. Of ik ze ook daadwerkelijk zal vinden, is twijfelachtig. De mijnwerkers kiezen vaak een andere locatie uit en opereren in hoofdzaak diep verscholen in de jungle. Een tweede obstakel die me wel eens parten zou kunnen spelen naar mijn zoektocht is het regenseizoen. Het werk van de mijnwerkers is niet zonder gevaar en het risico verhoogt bij hevige regenval. Sommigen nemen dan ook het zekere voor het onzekere en lassen een rustpauze in. Nu, ik zie wel hoe het uitdraait.

De wijde omgeving van Banlung telt aardig wat dorpjes met etnische minderheden. Door toegenomen contacten met de buitenwereld verdwijnen steeds meer traditionele aspecten van de locale bevolking. Op mijn weg naar het vulkaanmeer van Banlung stel ik evenwel vast dat ze hun doden nog steeds op een aparte manier voorzien van een laatste rustplaats. Na vijf minuten stappen leidt een modderig pad me tot aan een achttal grafzerken. Ze liggen te midden van een jungle-achtig bos waar de natuur onbeperkt om zich heen grijpt. Het broeierige, onstabiele weer is een kweekvijver voor muggen die hier bij zwermen om mijn oren zoemen.

De graven zijn open huisjes waarbij de blauwe golfplaten daken afsteken tegen de natuurlijke kleuren waarin ze zijn neergepoot. Bij nader toezien zie ik dat de graven een rommelig allegaartje vormen van de meest uiteenlopende attributen. Het is de gewoonte om de overledene te omringen met dingen die wel eens van pas kunnen komen in het hiernamaals. Zo is over elk graf een muskietennet gespannen. Dit gedeelte van het land staat dan ook bekend om malariagebied. Op twee grafzerken staat een oude TV-kast. Kwestie om je niet te vervelen in het hiernamaals. Op een ander graf staat een opvallend grote reiskoffer. Een koffer voor de laatste grote reis? Bij nog een ander hangt een glazen vitrinekast over het graf. Achter het beduimelde glas liggen diverse sigarettenpakjes, allen van een ander merk. Zou dit het afscheidscadeau zijn voor een verstokte roker? Het zou pas helemaal cynisch zijn als zijn dood het gevolg is van longkanker. Wat zou bij mij passen op mijn weg naar het hiernamaals? Een fiets? Neen, geef mij dan toch maar liever een camera. Zo kan ik jullie ook bij mijn laatste reis verrassen met een dagelijkse ‘picture of the day’…

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *