panorama

Een onverwacht einde…

We naderen stilaan het einde van onze ontdekkingsreis doorheen Sumatra. Het land is eigenlijk te groot om het in nauwelijks 3 weken tijd grondig te leren ontdekken. Als je beperkt bent in tijd, dan moet je een ideale mix zoeken tussen datgene wat het land te bieden heeft, met name cultuur en natuur om tot slot te eindigen met een tweetal rustdagen. Die hebben we ingepland in de buurt van het politieke en economische centrum van West-Sumatra: Padang. De miljoenenstad zelf heeft niet zo veel te bieden, maar de omliggende eilanden met zijn idyllische stranden werken als een toeristische magneet. Jaarlijks overspoelen zowel Indonesische als buitenlandse bezoekers deze populaire badstranden. Ook wij willen er heen gaan, niet zozeer om te zonnebaden, maar om er voornamelijk te snorkelen.

Naarmate we Padang naderen, merk ik een toenemende ongerustheid op bij Caroline. Voor haar vertrek uit België had ze zich verdiept in het land en tot de ontdekking gekomen dat ook Sumatra de voorbije jaren niet gespaard is gebleven van natuurgeweld. Zo werd Padang tien jaar geleden zwaar getroffen door een aardbeving. De natuurramp richtte niet alleen een gigantische ravage aan, maar er vielen ook meer dan duizend slachtoffers. Ruim een half jaar geleden werd Indonesië opnieuw opgeschrikt door een aardbeving, met daarop volgend een tsunamie. Het epicentrum lag toen in de buurt van het eiland Lombok.

Dat gans Indonesië met de regelmaat van de klok in de klappen deelt, is genoegzaam bekend. Wie dit land en zijn eilanden als toeristische bestemming uitkiest, weet dit. Het nuchter verstand haalt het veelal boven de minimale kans dat je er zelf ooit slachtoffer van wordt. Bij Caroline echter niet. Eenmaal aangekomen in Padang wordt ze als het ware overspoeld door een nooit geziene angst. De argumenten die ik aanwend om haar gerust te stellen dringen niet tot haar door. Hoe hard ik ook op haar inpraat, mijn woorden klinken hol. Ze heeft maar één doel voor ogen, weg van hier en als het enigszins mogelijk is meteen. Tot overmaat van ramp stellen we bij aankomst in ons hotel vast dat er een dubbele boeking is gebeurd. We krijgen alsnog een derderangs kamertje toegewezen. Niet de meest idyllische situatie om iemand op andere gedachten te brengen.

De druppel die de emmer helemaal doet overlopen is, jawel de aardbeving die om 6u27 lokale tijd voelbaar is tot in onze kamer. Zittend op het bed, met mijn benen in kleermakerszit (om zodoende iets comfortabeler op mijn laptop te tokkelen), voel ik een lichte trilling. Het is ook Caroline, die aan het rommelen is tussen haar spullen, niet ontgaan. We hebben nauwelijks de tijd om het goed en wel te vatten of er een volgt een tweede beving, langer en intenser. Door het dolle heen, gooit Caroline de deur open en spurt ze als een getalenteerde sprintster de trap af. Het Olympisch record hardlopen verdwijnt in het niets bij de snelheid waarmee Caroline als een speer naar beneden holt. Ik volg haar voorbeeld, maar eerder op het ritme van een escargot. Eenmaal op straat zie en hoor ik hoe Caroline volledig door het lint gaat. Ze klampt de eigenaar van het hotel vast, terwijl ze alsmaar door roept ‘Help me, help me!’. Ondertussen komen ook meer en meer buurtbewoners de straat op. Ze keuvelen rustig met elkaar alsof ze terugkeren van een avondje stappen. Met Caroline gaat het van kwaad naar erger. Ze begint te hyperventileren en tranen van angst wellen op. Ik heb het gevoel in een verkeerde film te zijn terecht gekomen. Met veel moeite lukt het ons om Caroline terug tot de realiteit te brengen.

En dan gaat alles in een stroomversnelling. Er wordt een taxi opgetrommeld en anderhalf uur later staan we voor de incheckbalie, bestemming Kuala Lumpur. Drie dagen eerder dan gepland komt er abrupt een eind aan onze reis doorheen Sumatra. Met een knagend gevoel van teleurstelling stijgen we rond het middaguur op. Het is mooi geweest. Het Indonesische Sumatra wist ons te verrassen door zijn tropisch regenwoud, zijn vulkanische vergezichten en zijn smeltkroes aan bevolkingsgroepen. De ontdekking had alleen wat langer mogen duren…

stekelvarken

Het onderscheid maken…

Een reis plannen vanuit je (luie) zetel en die toetsen aan de realiteit is zoals een onervaren koorddanser die de wetmatigheden van de zwaartekracht naar zijn hand probeert te zetten. Je mag dan nog zo goed rekening houden met talloze factoren, eenmaal je met beide voeten ter plekke bent, gaat het vaak alsnog fout. Mijn grootste inschattingsfout is de afstand of beter gezegd, de duurtijd om een bepaalde afstand te overbruggen. Ik had de verplaatsingstijden al zeer rekbaar geïnterpreteerd, maar dat we soms een volledige reisdag onderweg zouden zijn om slechts 250 km te overbruggen; neen daarin had ik de bal volledig mis geslagen. We moeten dan ook noodzakelijker wijze ons reisplanning drastisch aanpassen. De intentie om af te reizen tot het diepe zuiden en vanuit het Indonesische Jakarta een terugvlucht te nemen naar Kuala Lumpur laten we varen. We hebben nagenoeg geen logement geboekt en dus blijft de schade beperkt tot een verloren vliegtuigticket. Door het overaanbod aan vliegreizen tussen Indonesië en Maleisië zijn de prijzen gelukkig best betaalbaar en zo boeken we een nieuwe terugvlucht, ditmaal vanuit Padang, gelegen in West-Sumatra.

De koerswijziging zorgt ervoor dat we de teugels van het strakke reisritme wat kunnen lossen. Aangekomen in Bukittinggi besluiten we meteen om een dag langer te blijven. De ruime omgeving van deze stad die zich op ongeveer 1000 meter boven de zeespiegel bevindt, heeft genoeg te bieden om ons geen seconde te vervelen. Omdat we niet altijd afhankelijk willen zijn van het openbaar vervoer huren we voor twee dagen een scooter. Het blijkt al snel een goeie beslissing, want de meeste bezienswaardigheden liggen ver uiteen.

Eén van die hoogtepunten is het Maninjaumeer, een meer dat omringt wordt door een imposant bergdecor. Alleen al de weg ernaartoe met zijn 44 haarspeldbochten is een verplaatsing meer dan waard. De baan slingert zich langsheen kunstig aangelegde rijstterrassen en versterken het idyllisch karakter van de omgeving. De schilderachtige locatie heeft het toerisme een boost gegeven en doorheen de jaren werd het meer omringd door weekendhuisjes, kleine hotels en restaurantjes. De kleinschaligheid heeft de gemoedelijke sfeer die er heerst gelukkig niet aangetast. Ook wij strijken neer in één van de eetgelegenheden die uitkijken over het meer. Daar maken we kennis met de eigenaar die zichzelf voorstelt als mijnheer stekelvarken. Tot onze verbazing ontdekken we dat hij een aardig woordje Nederlands spreekt. De liefdevolle romance met een Antwerpse schone mag dan wel al twintig jaar geleden als een Titanic zijn gestrand, de kennis van de Nederlandse taal heeft wonderwel vrij goed stand gehouden. Zijn bijnaam dankt hij aan het dragen van halskettingen vervaardigt uit de stekels van een stekelvarken. ‘Vroeger floreerde het toerisme meer dan nu. Om mij te onderscheiden van de ander gidsen droeg ik deze halskettingen. Al snel kreeg ik de bijnaam mijnheer stekelvarken en zo is dat altijd gebleven.’ Het toerisme is niet meer wat het geweest is en inmiddels verdient hij voornamelijk zijn kost door de verhuur van een weekendhuisje en het runnen van zijn restaurant. Op de lange terugweg naar onze hostel in Bukittinggi blijft de ontmoeting met mijnheer stekelvarken in mijn hoofd spoken. Hij heeft me nogmaals doen beseffen dat het in het leven om één iets draait: het onderscheid weten te maken…

hond

Reizen als ontdekkingstocht…

Reizen is een ontdekking met je zintuigen als gids. Het speelveld waar je doorheen struint, ligt bezaaid met zoveel moois dat je er nooit genoeg van krijgen kan. Misschien maakt dat het reizen wel zo uniek, zo verslavend. Neem nu de batak huizen… Op weg naar één van de grootste toeristische attracties van Sumatra, het Toba Lake, had ik ze al eens opgemerkt. De zeer aparte bouwstijl doet ons halt houden aan een Batak-Karo dorp. Sumatra is het thuisland van meerdere stammen. Batak is de verzamelnaam voor zes groepen waarvan Karo, samen met Toba, de meeste bekende is.

Hun huizen staan op houten palen die vaak 2 meter boven de grond uitsteken. Die benedenruimte is het domein van het vee. De woning zelf is opgetrokken uit natuurlijke materialen: hout, touwen en bladeren. Spijkers komen er niet aan te pas. Het woongedeelte wordt traditiegetrouw gedeeld door acht families. Hun woonvertrekken worden gescheiden door vier kookruimtes. De enige privacy die ze hebben zijn door matten en gordijnen afgesloten piepkleine slaapruimtes. Onder het dak bevindt zich de opslagruimte voor hout en voedsel. De indeling van de behuizing van de Bataks is al honderden jaren zo en niks lijkt daar verandering in te brengen. Naast de inrichting is vooral de buitenkant een foto meer dan waard. Het spitse, hoge dak reikt moeiteloos tot 15 meter de lucht in en loopt naar alle kanten gelijkmatig af. Ook de afwezigheid van vensters is opvallend. Op een piepkleine deuropening na, valt er geen licht binnen in de woning. De huizen mogen dan wel een eyecatcher zijn, het beklemmende gevoel binnenin is niet bepaald uitnodigend te noemen.

Als je met de ogen van een kind reist, vol verwondering over de wereld om je heen, dan ontdek je ook wel wat minder opvallende zaken. Zo valt mijn oog op een reclamebord met de weinig zeggende letter en cijfercombinatie B1 en B2. De borden staan steevast in de onmiddellijke omgeving van een wegrestaurant of wat daar voor moet doorgaan. Mijn nieuwsgierigheid wordt al snel omgezet in ongeloof, wanneer ik ontdek dat achter de geheimzinnig code een stukje eetcultuur verscholen zit. B1 staat synoniem voor biang, wat in het Batak hond betekent. In Sumatra worden honden speciaal gefokt voor consumptie. B2 staat dan weer symbool voor babi, Indonesisch varkensvlees. Voor de christelijke Bataks zijn beide vleessoorten een ware delicatesse. Voor moslims zijn honden en varkens onrein. Om de talrijke moslims niet voor het hoofd te stoten, maakt men daarom gebruik van afkortingen. Reizen blijft een openbaring, in al zijn facetten…

vulkaan Sibayak

De Sibayak vulkaan

Met een gevoel van spijt verlaten we Bukit Lawang. Ik omwille van de relaxte sfeer die er rondhangt, Caroline omdat ze definitief afscheid moet nemen van haar Orang-oetans. Als het aan haar lag, dan bleef ze er voor de rest van de vakantie. We hebben echter een vrij strak reisschema en de volgende bestemming wenkt: Berastagi. Caroline heeft vervoer geregeld en zo worden we 130 km verder door een privéchauffeur netjes aan ons hotel afgezet. Ik ben niet zo het type die vooraf alles vastlegt en plant. Ik laat liever het toeval spelen. Om mij te verplaatsen geef ik daarenboven de voorkeur aan vervoersmiddelen die behoren tot de leefwereld van Jan modaal. Pas op die manier wordt de kloof tussen toerist en local een flink pak dunner. Je wordt een stukje zielsverwant en dat schept onlosmakelijk een band. Maar goed, samen reizen is een evenwichtsoefening. Je moet leren balanceren tussen je eigen-ik en de persoon die je vergezelt.

Reizen is wel de beste manier om je medemens beter te leren kennen, zeker wanneer je een aantal weken de vertrouwde comfortzone achter je laat. Het terugvallen op wat zo eigen is in je eigen leefwereld, valt op dat moment volledig weg. Je hebt alleen jezelf en je medereiziger. Het is precies tijdens bepaalde scharniermomenten dat sommige zaken aan de oppervlakte komen drijven. Zaken waarvan je soms wel het bestaan van af weet, maar niet kan inschatten in welke mate ze deel uitmaken van de andere persoon. Dat Caroline niet het meest avontuurlijke type is, dat wist ik. Maar dat haar fobie voor slangen zo allesoverheersend is, dat is nieuw voor mij. Elk argument dat ik bovenhaal om haar tot andere inzichten te brengen, is een maat voor niets. Het moet voor mensen die rondlopen met angsten niet altijd even gemakkelijk zijn.

De beklimming van de vulkaan Sibayak doen we in gezelschap van alweer een gids. Om de top te bereiken moet je een stukje door de dicht regenwoud wandelen. Jungle associeert Caroline met slangen en dus voelt ze zich pas veilig als er ook een lokale gids meegaat. Ik prijs me stilaan gelukkig dat Sumatra niet één en al jungle is. We hebben het gezelschap gekregen van een aardig Nederlands stel. Hun jaarlijkse vakantie proberen ze zoveel als mogelijk aan te wenden om een stukje van de wereld te verkennen. Het zijn globetrotters pur sang, al voel ik duidelijk aan dat zij over net iets meer avontuurlijke genen beschikt.

De Sibayak vulkaan met een hoogte van 2212 meter vormt het kleine broertje van zijn tegenhanger, de Sinabung (2460 m). Na een winterslaap van vier eeuwen liet de Sinabung vulkaan in 2010 opnieuw van zich horen. De kleine uitbarsting kostte twee mensen het leven. Sindsdien is het nooit meer volledig rustig geweest rond de vulkaan. Met de regelmaat van de klok spuwt hij dodelijke lava uit en liep het dodental de voorbije jaren op tot 23 slachtoffers. Precies omwille van het steeds terugkerend gevaar op erupties is de vulkaan tot nader orde niet meer toegankelijk. Aan de ene kant best jammer, maar anderzijds heeft ons dat wel de kans om de vulkaan in al zijn glorie te aanschouwen. Want eenmaal op de top van de Sibayak vulkaan torent zijn tegenhanger als een grote kegel aan de horizon. Het uitzicht is weergaloos en wordt versterkt door wolkenslierten die de vulkaan af en toe omhullen in een witte vacht. De natuur heeft iets magistraal. Hoe nietig ik me ook voel, ik ben blij dat ik het aanschouwen mag.

Op de terugweg laten we onze vermoeide spieren tot rust komen in één van de vele warmwaterbronnen in de buurt van Berastagi. De bronnen worden commercieel uitgebaat en het geheel heeft iets weg van een zwembadcomplex. Ondanks alles voelt het verkwikkend aan en genieten we mateloos van de temperatuurverschillen in de diverse baden. Heel even moet ik terugdenken aan mijn allereerste grote fietsreis doorheen Zuid- en Midden-Amerika (2006 – 2009). In Chili bezocht ik  toen ‘El Tatio Geisers’, een geiserveld in het Andesgebergte in het noorden van Chili, op 4200 meter boven zeeniveau. Toen de laatste toeristen er rond 9u ’s morgens vertrokken, bleef ik er alleen achter. Ik genoot toen van de hoogste openluchtbadkuip van de wereld. Niet te geloven, al meer dan tien jaar geleden. De tijd is niet stil blijven staan en misschien is dat maar best ook…

orang-oetan

De hoofdfiguren van Bukit Lawang…

De bekendste bewoners van Bukit Lawang zijn de orang-oetans. Hun aanwezigheid trekt jaarlijks tienduizenden reizigers van over de hele wereld naar dit dorpje, gelegen aan de voet van het Nationaal Park Gunung Leuser. Ook voor mijn reisgezel Caroline uit Gent is het in levende lijve zien van deze apen een absolute must. De voorbije decennia is het territorium van de orang-oetans fel geslonken. De voornaamste redenen zijn de illegale jacht en de houtkap. Als de trend zich zo verder zet dan is de kans klein dat we hen ooit nog in het wild gaan aantreffen. Ook Abdul Rahman, één van de 300 lokale gidsen van Bukit Lawang is zich wel degelijk bewust van deze problematiek. “Wij hebben nog geluk dat dit tropisch regenwoud beschermd gebied is, zo niet was ook deze plek omgevormd tot een palmolieplantage en was de kans om hier nog orang-oetans te spotten onbestaande.” Het geluk blijkt al na een uur stappen aan onze kant te staan. Slingerend tussen de bomen zijn een moeder en haar jongen op zoek naar eten. Het is een vertederend schouwspel. Met grote zorg en toewijding zien we hoe de moeder haar orang-oetanjong klaar stoomt voor een zelfstandig leven in de wildernis. In totaal duurt dit proces drie tot vier jaar. Daarna is de tijd rijp om op eigen benen te staan.

Wij zijn duidelijk niet de enige toeristen die geluk hebben. Ook andere groepjes toeristen hebben onze hoofdfiguren gevonden. Het digitaal geklik overstemt zowat alle aanwezige junglegeluiden. We lijken wel een groep uitgelaten paparazzi, maar moeder en zoon orang-oetan laten het niet aan hun hart komen. Doordat ze een periode van rehabilitatie achter de rug hebben, zijn ze eerder semi-wild en is het contact met de mens hen niet echt vreemd. Toch hoor ik met de regelmaat van de klok één van de aanwezige gidsen vragen om afstand te houden. Mochten zij geen oogje in het zeil houden, dan keerde de helft van de toeristen terug met een orang-oetan selfie.

De jungle telt nog meer uitzonderlijke dieren, maar de meeste verschijnen niet gewillig op de catwalk. Precies omdat ze eerder schuw zijn voor toeristen, laten veel gidsen zich verleiden tot het voederen van dieren en dan in het bijzonder van apen. Wanneer we een aantal longtail makak apen spotten, haalt ook onze gids spontaan een tros bananen boven. Het duurt nauwelijks een halve minuut of de dieren dalen vanuit het hoge bladerdak naar beneden om het aangeboden voedsel op te pikken en op een iets hogere plaats de buit op te eten. Het voederen van dieren in de jungle maakt hen natuurlijk afhankelijk van de mens en zorgt ervoor dat ze het eigen instinct om voedsel te zoeken afleren. Binnen de reissector is het een algemene trend om dieren te voederen. Zij willen in de eerste plaats gelukkige klanten, want touroperators en reisbureaus weten als geen ander hoe belangrijk mond-aan-mond reclame is.

Ondanks de slangenfobie waaraan Caroline lijdt, beslist ze om nog een extra dag de jungle in te trekken. Het besef dat ze misschien nooit meer in haar leven oog in oog zal komen te staan met een orang-oetan, haar meest geliefde dier op aarde, weegt voor haar gelukkig net iets meer door dan haar slangenangst. Ik hou liever van wat meer afwisseling en kies om een dagje rond te struinen in het dorpje Bukit Lawang. Ik kijk van op de zijlijn toe hoe de rivier de levensader vormt van de mensen die er wonen. Water en mens, het is verbondenheid die je overal ter wereld aantreft.

Voor het vertrek naar onze volgende stopplaats, Brastaki, bezoeken we nog de Franse dame Françine Neago, die we daags voordien per toeval hadden ontmoet. Haar leven lang heeft ze research verricht naar het gedrag van orang-oetans. We luisteren uiteindelijk anderhalf uur geboeid naar haar levensverhaal. Francine liet zo’n bijzondere indruk op me na, dat ik enkele dagen geleden haar verhaal een bijzondere plaats gaf in de rubriek  ‘Picture of the day’.  (https://www.solarbiketour.com/francine-neago-en-haar-levenswerk-foto-16-02-2019). Francine is één van de figuren die nog lang zal nazinderen en precies dat maakt de reis net zo anders. Morgen verlaten we Bukit Lawang en gaan we de vulkanen opzoeken in Berastagi. Wordt vervolgd…

Bukit Lawang

Bukit Lawang, walhalla voor rugzaktoeristen…

Met brede glimlach en goedgemutst -de twee allesomvattende karaktertrekken van Caroline,  mijn gezelschap uit het Oost-Vlaamse Gent-, checken we in voor een vlucht naar Sumatra. Omdat Caroline beperkt is in tijd (drie weken) zien we ons genoodzaakt om de afstand tussen Kuala Lumpur (Maleisië) en Medan (Sumatra) per vliegtuig te overbruggen. De vlucht duurt nauwelijks 1 uur en door het tijdsverschil lijkt het wel alsof we ons niet hebben voortbewogen in de tijd.

Mijn reisgezel drong erop aan om voor haar komst het reisschema van de eerste dagen wat concrete vorm te geven. Als ik alleen reis dan plan ik ei zo na nagenoeg niks. Ik laat de dag zich aandienen zoals die komt. Door precies die potpourri aan ingrediënten die ik op mijn pad tegenkom te mixen, blijft het reizen me verrassen. Meer nog, elke reisdag is zo anders dat het telkens naar meer smaakt, zelfs na zovele maanden reizen. Maar goed, het leven is er één van geven en nemen, ook op reis. Op de luchthaven worden we opgewacht door Abdul Raham. De komende drie dagen wordt hij onze gids in en rond Bukit Lawang. Dit kleine dorpje ligt aan de rand van het Nationaal Park Gunung Leuser en staat vooral bekend om de nog aanwezige orang-oetans die in het wild leven. De kans dat we ze ook in het echt zullen aantreffen, is relatief groot. Tot in 2015 was er aan de rand van de jungle een rehabilitatie centrum om gevangen genomen orang-oetans terug voor te bereiden op hun leven in de jungle. Doordat ze lange tijd contact hadden met mensen, zijn deze dieren semi-wild en laten zich graag spotten door toeristen.

De rit naar Medan is slechts 80 km verwijderd van de luchthaven, maar door de vaak zeer slechte weg doen we er vier uur over. Het wordt ons meteen duidelijk dat reizen in Sumatra een kwestie zal zijn van tijd en planning.  Bukit Lawang ligt aan de rivier en doorheen de jaren hebben zich aan beide zijden restaurants, guesthouses, eettentjes en winkeltjes genesteld. Van op de vele loopbruggen is het aanblik niet bepaald mooi te noemen. De met golfplaten afgewerkte huizen leunen schouder aan schouder, ongeordend en zonder enig gevoel voor esthetiek. In 2003 werd dit dorpje getroffen door een verwoestende springvloed. Op 15 minuten tijd liet de rivier een spoor van vernieling achter en sleurde meer dan 300 inwoners de dood in. De schade is ondertussen hersteld en het toerisme heeft zich opnieuw volop ontplooid. De relaxte sfeer zorgt ervoor dat dit plekje een walhalla is geworden voor rugzaktoeristen die hier soms dagen aan een stuk of zelfs weken blijven chillen. Ook wij blijven langer dan gepland, omdat Caroline niet genoeg kan krijgen van de orang-oetans.

De eerste dag bezoeken we het dorpje Tangkahan, 60 km ten noorden van Bukit Lawang. De grootste toeristische attractie is hier het olifantenreservaat. Toeristen krijgen de kans om de olifanten te wassen, te voederen, samen te baden en ja, zelfs een ritje te maken op de rug van het kolossale dier. Persoonlijk is dit alles niet echt mijn ding, maar voor Caroline die gek is op dieren, is het een hoogdag. Ik kijk eerder van op de zijlijn geamuseerd toe hoe dit dagelijks circus wordt opgezet om reizigers te behagen. De terugweg naar Bukit Lawang vind ik stukken interessanter. We rijden doorheen immense oliepalmplantages en zien met eigen ogen welke onomkeerbare schade dit aanricht voor fauna en flora. De illegale uitbreiding van palmolie- en rubberplantages heeft ervoor gezorgd dat vanaf de jaren 90 meer dan 35.000 hectare aan tropisch regenwoud verdween. Satellietbeelden hebben aangetoond dat er op tien jaar tijd een gebied bijna zo groot als Ierland is gekapt. Met de regelmaat van de klop verdwijnen grote delen van Sumatra onder een verstikkende laag rook door aangestoken bosbranden. Immense oppervlakten bos en veengrond gaan in vlammen op, niet geheel toevallig in de onmiddellijke omgeving van palmolieplantages. Indonesië is ’s werelds grootste exporteur van palmolie dat ondermeer verwerkt wordt in shampoo, margarine en Nutella. Weelderige jungle heeft in Sumatra plaats gemaakt voor doodse eentonigheid, want de honger naar palmolie is in Indonesië niet te stillen…

hangbrug

Reizen als levenskunst…

Reizen is één lange omweg naar huis om terug te keren met een hoofd vol indrukken die als puzzelstukjes in elkaar vallen tot een uniek kunstwerk. Het is een creatief proces, net als schrijven. Wat dat laatste betreft, zit ik met een serieuze achterstand inzake reisverslagen. Reizen is dan ook een fulltime job 😉  Mijn indrukken over mijn bezoek aan Ipoh en Georgetown op het Maleisische eiland Penang hebben jullie nog te goed. Maar om niet helemaal het noorden kwijt te raken, zal ik systematisch ook mijn huidige reisindrukken neerschrijven, want inmiddels ben ik aangekomen in Sumatra.

De komende drie maanden ziet mijn reisschema er sowieso behoorlijk anders uit. Uitgetekend met pen en papier lijkt het eerder op de draden van een spinnenweb waarbij wisselende vervoersmiddelen de richting zullen bepalen van mijn route. Reizen is voor mij als een soort ganzenspel waarbij de worp van de teerlingen mijn reisbestemmingen bepalen. Deze keer zal ook mijn gezelschap een beslissende factor spelen. Zopas heb ik het gezelschap gekregen van een vriendin uit Gent waarmee ik de komende drie weken Sumatra zal verkennen. Daarna spring ik terug voor een tiental dagen op de fiets om het zuiden van Maleisië en Singapore te verkennen. Halverwege maart vlieg ik naar Zuid-India om mij onder te dompelen in een oeverloze zee van kleuren en indrukken. Tijdens deze trip kan ik rekenen op het gezelschap van een echte globetrotster uit Poperinge. Ik ben uitermate benieuwd hoe mijn eerste kennismaking met India me zal bevallen. Gelukkig kan ik terugvallen op een behoorlijke reiservaring en de dosis avontuurlijke ingesteldheid van mijn reiskompaan. Vanaf begin april kies ik opnieuw resoluut voor de fiets als vervoersmiddel en vlieg ik met mijn hebben en houden naar Sri Lanka. Ergens begin mei keer ik dan terug naar Indonesië om mijn ontdekkingsreis op de diverse eilanden (Java, Bali, Lombok, Komodo, Flores, Timor, Sulawesi, Kalimantan) al fietsend verder te zetten. Als je weet dat Indonesië meer dan 17.000 eilanden telt, dan ben ik nog een tijdje zoet.

De draad van mijn solar-bamboefiets-avontuur pik ik terug op ergens in september of oktober. De reis naar huis is dus nog lang en gelukkig maar, want voor mij is reizen een vorm van ademen. Reizen is niet zozeer een kwestie van bestemmingen opzoeken, maar van ingesteldheid. Je openstellen voor andere culturen, volkeren en die een plaats geven in je eigen leefwereld. Voor wie zelden of nooit op reis gaat, is dat vaak moeilijk te snappen. Zeker in de virtuele wereld waarin we leven kan je voortreffelijk reizen vanuit je stoel. Dat klopt, maar de reisbeleving is van een totaal andere dimensie. Xavier de Maistre, broer van de conservatieve Franse filosoof Joseph de Maistre, heeft in zijn leven twee reisboeken geschreven. In het eerste beschrijft hij een reis door zijn slaapkamer, en in het tweede doet hij die reis nog eens over, maar dan ‘s nachts, in zijn pyjama. Het is fascinerend om te zien hoe de reiziger de voorwerpen die hem zo vertrouwd zijn op zijn verre reis ziet als iets totaal onbekends. Hij mijmert over zijn bed en over een spiegel. Turend naar de sterrenhemel betreurt hij dat er zo weinig mensen nog de tijd nemen om dat te doen. Hij reist in zijn gedachten nergens en overal naartoe en dat in de besloten ruimte van zijn slaapkamer. Openheid en bereidheid de wereld te betrekken in je eigen leefwereld.

Tijdens mijn zwerftochten stel ik mij vaak de vraag wat mijn plaats is binnen dit universum. Ik observeer, registreer en analyseer de wereld die aan mij voorbij glijdt. Al reizend ben ik de wereld en mezelf anders gaan zien. Het is een vorm van levenskunst. Of zoals de de filosoof Alain De Botton het ooit neerschreef: ‘Wie nooit geconfronteerd wordt met het andere zal eindigen als een filistijn.’