Toba Lake

Toeval of niet?

Reisverslagen schrijven van een beleving die al een tijdje achter de rug is, is niet altijd even gemakkelijk. Je moet wroeten in de kronkels van je geest en je gedachten terug ordenen. Je moet jezelf terug verplaatsen in tijd en ruimte. Tezelfdertijd drummen zoveel andere, meer recente reiservaringen om ook neergeschreven te worden. De komende drie dagen las ik een reisstop in om alle reisindrukken in een leesbare vorm te gieten. Slechts op die manier zal ik de tijd schaakmat kunnen zetten en kan ik met een leeg en fris hoofd een nieuw fietsavontuur tegemoet fietsen. De komende drie dagen zullen niet alleen de laatste reisindrukken van Sumatra gepubliceerd worden, maar evenzo de zeer recente reisbeleving van Zuid-India. Het wordt een serieuze inhaalbeweging…

Gelukkig zijn er plekken die je zo opnieuw voor de geest kan halen. Onze kennismaking met het Tobameer is er zo eentje. Het meer imponeert niet alleen door zijn omvang, maar misschien wel nog meer door zijn magisch decor. Driehonderd zestig graden in het rond kijk je tegen een berglandschap aan dat hier een daar wordt opgevrolijkt door een mastodont van een vulkaan. Het is trouwens door één van de grootste vulkaanuitbarstingen ooit dat het Tobameer zijn bestaan te danken heeft. Naast het magnifiek landschap dat zich als een prentbriefkaart aftekent, zijn ook de temperaturen uiterst aangenaam te noemen. De combinatie van deze twee eigenschappen hebben van het Toba Lake een belangrijk vakantieoord gemaakt. Jaarlijks zakken enkele honderdduizenden toeristen af naar deze plek.

Ook de West-Vlamingen Isabelle en Brecht hebben de weg naar het meer gevonden. Of beter gezegd, opnieuw gevonden. Voor hen is het niet hun eerste kennismaking. Als zendelingen van Jehovah’s Getuigen wonen ze al geruime tijd in Indonesië. Wanneer ze behoefte hebben om even op adem te komen, dan zoeken ze de rust op van het magistrale meer. Ze zijn er in gezelschap van twee andere zendelingen, het Engelse koppel Sussy en John. Ik vind het best gek om hier op deze plek Jehovah’s Getuigen te ontmoeten, want indirect ligt ook mijn gezelschap aan de basis van deze geloofsstrekking. Caroline heb ik jaren geleden leren kennen toen ik een TV-reportage maakte over haar grootmoeder, Rachel Sacksioni. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zij als Jehovah’s getuige opgepakt door de Duitsers en tewerk gesteld in één van de vele concentratiekampen. Jaren geleden had ik geen weet dat ook Jehovah’s Getuigen vervolgd waren door de Duitsers. Zo ben ik beginnen grasduinen in dit stukje voor mij onbekende geschiedenis en kwam ik in contact met Rachel Sacksioni. Niet alleen maakte ik kennis met haar, maar ook met de ganse familie. Rachel heeft ondertussen al geruime tijd het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld, maar het contact met haar familie is gebleven. Al moet ik toegeven dat ik toen nooit had kunnen vermoeden dat ik met haar kleindochter ooit een reis doorheen Sumatra zou maken. Het leven is onvoorspelbaar…

jeep

Op het ritme van mijn pedalen…

Het is gek, maar sinds mijn vertrek uit België lijkt het wel alsof er voor mij een zee van tijd ligt. Zou het niet vastpinnen van een terugkeer datum daar iets mee te maken hebben? Of gewoon het feit dat ik me heb voorgenomen om heel langzaam te reizen. Ik wil me onderdompelen in een stukje Azië dat voor mij totaal onbekend is, Maleisië en Indonesië en dit voor de komende zes à zeven maanden. Tussendoor maak ik ook nog een zijsprongetje naar Zuid-India en Sri Lanka. Het grootste deel zal ik per fiets afleggen, een ander stukje met openbaar vervoer en in gezelschap. Maar zover zijn we nog niet. Eerst Maleisië verder ontdekken, op het ritme van de fiets.

Op mijn stalen ros ziet mijn dagritme er sowieso anders uit. De voorbereiding van een fietsdag start meestal de avond voordien. Het uitstippelen van de route is dan een vaste waarde. Reisboek, potlood en papier, virtuele kaarten en een geplastificeerde landkaart zijn daarbij onontbeerlijke  instrumenten. Soms is een toeristische bezienswaardigheid op mijn route bepalend voor de te volgen weg. Vooral het uitzoeken van verkeersluwe wegen neemt behoorlijk wat tijd in beslag. Maar een goede voorbereiding is al de helft van het fietsplezier. Enerzijds liggen de dagafstanden meestal relatief hoog, tussen de 110 en 140 kilometer. Anderzijds geeft me dat ook de vrijheid om wat langer te blijven hangen op een plek waar veel te beleven valt. Het gevoel geen tijdsdruk te hebben zou daarin wel eens nefast kunnen zijn.

Een fietsdag start reeds bij het eerste ochtendgloren, nog voor dag en dauw. Ik vind het gewoon zalig om de dag te zien aanbreken, schoorvoetend en twijfelend. De voorbij fietsende dorpjes ontwaken met de traagheid van de ochtendlijke handelingen. De natuur die, nog ingedommeld in de kilte van een vroege ochtend, langzaam andere tinten aanneemt. Een schilderspalet van trage bewegingen en kleuren vloeien harmonieus in elkaar over. Heerlijk om van op de zijlijn daar telkens opnieuw getuige van te kunnen zijn. Mijn voorbereiding werpt trouwens zijn vruchten af. Een hele ochtend lang fiets ik te midden van een licht glooiend landschap waar de wegen voornamelijk worden gebruikt door tractors en aftandse jeeps. Het klimaat leent zich uitstekend om diverse gewassen te kweken. Landbouw is hier dan ook de voornaamste activiteit.

Dat maakt het reizen per fiets zo uniek. Je bepaalt je eigen ritme, je eigen route, je eigen dagindeling. Als fietser ben je niet gebonden aan tijdschema’s van bussen en treinen. Je wordt niet gedropt op een centraal punt waar gewiekste hoteleigenaars je opdringerig opwachten. Als fietser sta ik elke dag opnieuw aan de start van het ganzenbordspel. Mijn route wordt bepaalt door de worp van de teerlingen en mijn kompas. Mijn ritme volgt de cadans van mijn pedalen die af en toe onderbroken wordt door oprechte gastvrijheid of mijn nieuwsgierigheid. Ik denk dat ik deze manier van reizen nimmer zal kunnen loslaten. En het hoeft ook niet; het is de beste verslaving die een mens dromen kan…

I love CH

Cameron Highlands vanop de fiets…

Ik ben verkast naar Father’s guesthouse. Persoonlijk heb ik het niet zo voor hotels. Er hangt een beleefdheidsetiquette die meteen ook een zekere afstand creëert tot de klanten. Geef mij dan maar liever de wat groezelige gezelligheid van een guesthouse waar je het gevoel hebt een beetje thuis te kunnen komen. Als ik alleen reis, stel ik sowieso al weinig eisen inzake het slaapcomfort. Meestal ben ik al tevreden met een bed in een slaapzaal. Door de relatief zware fietsinspanningen gedurende de dag, val ik meestal als een blok in slaap. Dat heeft zo zijn voordelen als de slaapruimte zich vult met ronkende slaapgenoten.

Cameron Highlands is al langer dan vandaag een toevluchtsoord voor toeristen. Reeds in de koloniale periode (eind 19de eeuw) was deze regio voor de Engelse upper class een geliefd vakantieoord. Ze zochten de koelte op van de bergen en kwamen tot rust in de Engelse landhuizen. Het knisperend haardvuur met uitzicht op de golfbanen met gemillimeterde grasvelden gaf hen een soort thuisgevoel. De grootste toeristische aantrekkingskracht heeft het tegenwoordig te danken aan zijn vele wandelmogelijkheden. Op gemarkeerde paden kiest de actieve outdoor toerist voor de moeilijkheidsgraad die het best bij zijn of haar conditie aanleunt. Ik geef de voorkeur aan mijn stalen ros om de wijde omgeving te ontdekken.

Al snel merk ik dat de regio een aaneenschakeling is van een viertal dorpjes die doorheen de jaren zijn uitgegroeid tot karakterloze stadjes. Ik kan me niet van de indruk ontdoen, maar dit alles lijkt wel als twee druppels water op de commerciële sfeer die eveneens hangt bij de Rode-en Zwarteberg in het Westvlaamse Heuvelland. Langs de kant van de weg staan bloemen- en planten serres, souvenirwinkeltjes, lunaparken en eetstalletjes kriskras door elkaar. Schreeuwlelijke reclameborden bezoedelen de omgeving, net als de ontelbare tuinbouwserres. Overal waar je kijkt, zie je een zee van wit plastiek. De aanblik is bijna hallucinant. De serres herbergen hier de diamant van Cameron Highlands: de aardbei. Door het zeer gunstige klimaat gedijt de aardbei hier uitstekend en is die uitgegroeid tot het exportproduct bij uitstek. Meedrijvend op het commerciële succes is zowat alles wat je in de regio tegenkomt gelinkt aan de aardbei: van pyjama aardbeien tot kitscherige aardbeien handtassen, van roomijs met aardbeien tot stroperige aardbeienjam. Je kan het zo gek niet bedenken.

Gelukkig heeft Cameron Highlands ook nog enkele verborgen stukjes schoonheid, zoals de theeplantages en het tropisch regenwoud. De groene theestruiken klimmen wondermooi tegen de steile hellingen op. Ze vormen grasgroene tapijten die het landschap een schilderachtig karakter geven. Vooral de geometrische lijnen in het landschap zijn een foto meer dan waard. Strikt genomen is het verboden om dronebeelden te maken. Op maandag is de theeplantages echter gesloten voor het grote publiek en dus waag ik toch mijn kans. Het resultaat is enig mooi, maar helaas van korte duur. Vanuit het diepe dal zie ik een scooter langzaam naar boven klauteren. Ik profiteer nog even van de afstand tussen ons beiden en maak nog haastig een aantal unieke beeldopnames. De scooter is nog niet helemaal tot stilstand gekomen of de berijder begint al over het geronk van de tweetakt motor uit te schreeuwen. Ik wacht geduldig af tot de man zijn motor stillegt en wijdbeens naar me toestapt. Met veel gesticuleer maant hij me aan om de opnames te onderbreken. Gewillig zet ik mijn kleinood terug aan land. Mijn missie is voltooid, nu mij er alleen nog proberen uit te lullen. Of ik het verbodsteken soms niet had opgemerkt. Natuurlijk wel, maar krommenaas is mijn naam. Ik besluit het speelveld te verlaten voor ik het onderspit moet delven. Op de terugweg en net voor de theeplantages uit mijn gezichtsveld verdwijnen, zie ik een drietal mannen druk in de weer met het besproeien van enkele theestruiken. Pesticiden… Zou dit de reden zijn waarom ik hier een ongewenste gast ben? Of bestaat de vrees dat ik in opdracht van aan spionage doe? Per slot van rekening mag je de financiële en politieke invloeden van grootgrondbezitters van theeplantages niet onderschatten. Zeker als je weet dat de firma Boh hier de absolute marktleider is. Op de terreinen van de Boh Tea Plantation wordt er dagelijks maar eventjes 5 ton theeblaadjes geoogst. Als je bedenkt dat je met 5 gram reeds een kopje thee kan zetten, dan mag het duidelijk wezen: theeplantages zijn big business geworden.

Cameron Highlands

Hoog, hoger, hoogst

Ik heb geen oog dicht gedaan. De eerste helft van de nacht lag ik badend in het zweet klaar wakker. De tropische warmte had de tent omgetoverd tot een snikhete sauna. De tweede helft van de nacht lag ik rillend wakker van de kou door de tropische stortbui die mijn tent ineen deed klappen als een kaartenhuisje. Kamperen in het wild, het is niet altijd even romantisch.

Gelukkig loopt het regenseizoen hier op zijn laatste benen en kan ik met een schrale zon de tweede etappe richting Cameron Highlands aanvatten. Het slaaptekort blijft niet zonder gevolgen. Bij elke nieuwe helling moet ik de longen uit mijn lijf persen en steeds vaker balanceer ik als een koorddanser op mijn trappers. Het enige lichtpuntje zijn de automobilisten die royaal voorbijsteken. Sommigen claxonneren me moed in of steken de duim in de lucht. Het doet me vermoeden dat een bepakte en bezakte fietser hier geen alledaags beeld is.

Naarmate de dag vordert, klimmen de temperaturen vlotjes boven de dertig graden. Mijn watervoorraad slinkt naarmate de hoogtemeters aantikken. Het warmshower-koppel uit Kuala Lumpur had me gewaarschuwd. ‘Neem voldoende water mee, want over een afstand van 90 kilometer zal je alleen op jezelf aangewezen zijn.’ Ik slaag er maar niet in om het juiste ritme te vinden. Ik trek, sleur, zweet en vloek. De volgorde van de handelingen verandert wel eens, maar ze blijven een constante gedurende de hele dag. Met het verstrijken van de tijd, begin ik te twijfelen of ik de vooropgestelde eindmeet zal halen. Honderd zevenenveertig kilometer met ruim 1800 hoogtemeters is misschien net iets te hoog gegrepen. Precies omdat de moed me ei zo na tot in de schoenen zakt, besluit ik mezelf te belonen. Bij elke overwinning van honderdvijftig hoogtemeters gun ik me een adempauze met bijhorende snack. En warempel, de beloning werpt zijn vruchten af. Ik voel me als een kind dat thuis komt met een goed schoolrapport.

Mijn euforie is echter van korte duur, want vijfentwintig kilometer voor ik Cameron Highlands bereik, worden de hemelsluizen wederom opengezet. Noodgedwongen fiets ik even later verder in een andere garderobe. Bij de invallende duisternis wijst mijn gps de nog resterende kilometers aan: 17. In normale omstandigheden betekent dat nog een uurtje fietsen, maar met huidig stijgingspercentage wordt dit al gauw het dubbele. Er lijkt aan de weg geen eind te komen, evenmin aan de hoogtemeters. Na elke bocht, volgt er een nieuwe en nog één en nog één. Totaal doorweekt fiets ik iets voor negen uur ’s avonds Cameron Highlands binnen. Doorheen de regen speur ik naar een hotel. Mijn oog valt op felgele neonreclame met als opschrift: ‘Sunbird hotel: The best value under the sun.’ Zolang ik er mijn kleren maar kan drogen, denk ik. Een half uur later heeft mijn hotelkamer meer iets weg van een waskot. Zelfs het TV-scherm fungeert als droogrek. Het ziet er naar uit dat een eentonige TV-avond zal worden…

Fraiser hill

Genieten in het kwadraat

Eindelijk, ik ben terug ‘on the road’.  Het voelt aanvankelijk nog wat onwennig aan.  De Touring Exitway die ik in Kuala Lumpur kocht heeft eerder een sportieve look en houdt het midden tussen een race- en een stadsfiets. Ik ben gewoon om met een zwaar uit de kluiten gewassen touringfiets op pad te gaan, maar de zwaar beladen fietstassen zorgen voor het nodige evenwicht. Een hoofdstad uitfietsen is allerminst een pretje en Kuala Lumpur bevestigt dit nogmaals. ‘Het hart van Zuidoost Azië’, zoals KL wel eens wordt genoemd, is te snel groot geworden. Om het toenemend verkeer en vooral de files het hoofd te bieden, hebben ze het ene klaverblad na het andere gebouwd. Ik moet alle zintuigen aanwenden om toch maar de juiste afslag te nemen. Tot overmaat van ramp is links rijden hier de boodschap. Twee uur lang is het fietsen als met een ei in mijn broek.

Pas drie uur later kan ik mij ontstressen. Het verkeer deint weg en voor ik het goed en wel besef heb ik de hectiek van de metropool definitief achter me gelaten. De verlaten weg kronkelt zich de hoogte in, maar gelukkig zorgt het dichte bladerdak voor de nodige airco. Telkens wanneer ik nog kleiner moet schakelen om de volgende hoogtemeters te overwinnen, voel ik een lichte pijn ter hoogte van mijn rechter schouderblad; de naweeën van mijn sleutelbeenbreuk. Het ongemak is echter niet van die aard dat het mijn gelukzalig gevoel van het onderweg zijn ondermijnt. Dit is voor mij het summum van het reizen per fiets. Op je eigen ritme de vrijheid tegemoet fietsen, je één voelen met je eigen-ik en je directe omgeving. Alles los kunnen laten alsof er geen heden en verleden is, alleen het eigenste nu moment. Ik geniet in het kwadraat.

De heuvel die ik opfiets, is genoemd naar de allereerste blanke kolonist die hier eind 19de eeuw neerstreek, Louis James Fraser. Deze Schotse avonturier was op weg naar Australië om goud te zoeken, maar halverwege bleef hij hangen. In plaats van te handelen in goud maakte hij fortuin door ijzererts te vervoeren. Dankzij muildieren en Chinese koelies (ongeschoolde arbeiders die niet verlegen waren om zwaar handwerk te verrichten) werd het kostbare mineraal naar een verderop gelegen station gebracht om het vandaar verder te transporteren. De regio deelde in de economische bloei en wellicht is dat de reden waarom de heuvel werd omgedoopt tot Fraser’s Hill.

De weg ernaartoe is mooier dan het plaatsje zelf. Omwille van de hoge ligging, ruim 1200 meter hoog, is het voor heel wat Maleisiërs een geliefde toevluchtsoord. Het dorpje is dan ook een bonte verzameling van bungalows, vakantiewoningen en hotels. Om tegemoet te komen aan de wensen van de sportieve vakantieganger, werden doorheen de jaren tal van wandelpaden aangelegd. Ik laat ze echter voor wat ze waard zijn en zet koers naar het lager gelegen stadje Raub.

Ik heb geen zin om een hotel op te zoeken. Het onbezonnen gevoel van vrijheid wil ik nog even vasthouden en dat zal ik zeker niet vinden in de besloten anonimiteit van een hotelkamer.  Weg van het centrum en na het kriskras inslaan van enkele straatjes kom ik terecht op een veldje waar speeltuigen troosteloos wachten op ouders met jengelende kinderen. Met de invallende duisternis zal ik daar alvast geen last van hebben. Ik poot er met enige moeite mijn tentje neer. De ondergrond is duidelijk niet bestemd om te kamperen, want na een moeizame 3 centimeter geven de haringen geen krimp meer. Ik zal vannacht best roerloos blijven liggen…

Thaipusam

Thaipusam – hét Hindoefeest bij uitstek…

Mijn aankomst in Maleisië en meerbepaald hoofdstad Kuala Lumpur is niet toevallig uitgekozen. Jaren geleden viel mijn oog op een minuscuul krantenknipsel waarin bericht werd over het Thaipusam festival. De bijhorende kleurrijke foto dat zo leek weggelopen uit één of andere freakshow was me altijd bijgebleven. Nu jaren later was het mijn beurt om dit bijzonder Hindoefeest met eigen ogen te aanschouwen.

Het hele festijn concentreert zich rond de Batu Caves, op fietsafstand van mijn Warmshower locatie. In totaal neemt het festival drie dagen in beslag, maar de absolute hoogdag valt tijdens de volle maan van de 10de maand in de hindoeïstische kalender.

Het is nog pikdonker wanneer ik de ommuurde site van Isabelle en Simon verlaat. Zelfs op dit vroege, haast onchristelijke uur zijn straatvegers al druk in de weer. Hier en daar galmt muziek uit haast verlaten barretjes die hun laatste klanten moeizaam naar huis sturen. Vanop de fiets zie ik bijna in elk gebouw waar ik voorbij fiets verlichte ramen. Deze stad slaapt nooit. De wegen liggen er rustiger bij dan overdag, maar schijn bedriegt. Een goeie 3 kilometer voor ik het epicentrum van het Hindoe feest bereik, baden de invalswegen in een zee van licht. Het lichtschijnsel van de ontelbare koplampen danst voor me uit. De wagens rijden bumper aan bumper. Sommige automobilisten verliezen hun geduld en parkeren zich prompt langs de kant van de weg. Ze hopen wellicht dat op zo’n dag de talrijk aanwezige politie een oogje dicht zal knijpen. Parkeerproblemen heb ik allerminst, al is het bij aankomst ter hoogte van Batu Caves toch wel even zoeken naar een plekje met voldoende sociale controle. De hulppost van het Rode Kruis boezemt me vertrouwen in en enkele ogenblikken later keten ik mijn stalen ros vast aan één van hun nadarhekken.

Het feest is reeds in volle gang en het is meteen al een gewriemel van jewelste om me tussen de mensenmassa te begeven. Eenieder wil een glimp van de aankomende pelgrims opvangen. Zij hebben er inmiddels een bedevaartstocht opzitten van 15 kilometer die de afstand overspant tussen zowat de mooiste Hindoetempels die Kuala Lumpur rijk is, de Sri Mahamariamman-tempel en de Sri Subramaniar Swamy Temple. Maar de laatste loodjes wachten hen op het eind. Onder het lichtschijnsel van de volle maan en het alziende oog  van het gigantische gouden standbeeld van Murugan, moeten de pelgrims nog 272 treden bestijgen. Pas dan treden ze de echte tempel binnen om te bidden en hun offergaven te overhandigen aan de Hindoepriesters.

Omdat de drukte zo overweldigend is, begeef ik me naar de plek waar de Hindoes de laatste ceremoniële voorbereidingen treffen. Ik zie hoe gelovigen eerst in de rivier baden om vervolgens zich te tooien met gele gewaden. Wat verderop doet een openlucht kapsalon gouden zaken. Het kaal scheren van het hoofd behoort tot een vast ritueel om die vervolgens met een zalf van een geelachtige houtsoort in te smeren. Wie Lord Muguran, de zoon van Shiva, vergeving vraagt of wil bedanken, moet nu eenmaal bereid zijn om te offeren.  Het brengen van een offer neemt voor sommige gelovigen extreme vormen aan. Met een blik vol ongeloof kijk ik vanop de zijlijn toe hoe mannen én vrouwen bepaalde lichaamsdelen doorboren met dolken, vishaken en kleine speren. Dat laatste doen ze om de dag te herdenken waarop Lord Murugan drie demonen versloeg met een lans. Alsof deze vorm van zelfverminking nog niet voldoende is, dragen enkele Hindoes kavadi’s met zich mee. Het zijn houten versierde frames, sommige wel drie meter hoog, die met ijzeren pennen aan de huid worden bevestigd. De vrouwen dragen meestal melkkannetjes op het hoofd.

De pijngrens van de pelgrims lijkt onbestaande. Er is dan ook al een hele voorbereidingsperiode aan voorafgegaan. Weken lang onthouden ze zich van zowat alle geneugten des levens, volgen ze een streng vegetarisch dieet en slapen ze nachtenlang op de vloer. Hindoe-priesters slaan onophoudelijk op trommels en houden met hun liederen de gelovigen in trance. Hun aanmoedigingen zal de pijn wel enigszins helpen verzachten. Het verdragen van pijn is voor hen trouwens een teken van kracht. Het hele gebeuren houdt het midden tussen carnaval en devote, maar macabere ernst. Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit zoiets hallucinant vanop de eerste rij heb meegemaakt. Af en toe stap ik mee in het kielzog van een groepje gelovigen. Opgehitst door de trommelaars stijgt de trance ten top. Met opensperde ogen dansen ze in het rond alsof ze al dagen aan de dope zitten. Ze lijken volledig weg van deze wereld. De stoet houdt regelmatig halt, zodat de kadavi-dragers de kans krijgen om heel even uit rusten. Maar aangemoedigd door de aanzwellende menigte zetten velen het na een halve minuut reeds op een dansen. Het spektakel is weergaloos en nooit gezien. Wanneer ze eindelijk de tempel bereiken, worden de melkkannetjes leeggegooid en de speren, dolken en haken uit het lichaam verwijderd. Tot mijn eigen verbazing valt er nagenoeg geen druppel bloed te bespeuren. De wonden worden behandeld met citroensap en heilig as om littekens te voorkomen.

De trance is voorbij, ze hebben hun doel bereikt en voldaan, maar uitgeput dalen ze terug af. Ze hebben de pijn en de lange boetetocht doorstaan, klaar om met nieuwe kracht het jaar tegemoet te gaan. Het Thaipusam festival behoort nu reeds tot de hoogtepunten van mijn ontdekkingsreis in Maleisië.

 

 

warmshowers-logo

Warmshowers – gelijkgestemde zielen…

Na vier dagen lang mijn zintuigen als gids te hebben gevolgd doorheen de metropool Kuala Lumpur, is het tijd om andere horizonten op te zoek. Ik blijf evenwel nog rondhangen in de hoofdstad van Maleisië, maar heb ondertussen mijn intrek genomen ten huize van Isabelle en Simon. Beide zijn leerkrachten, respectievelijk afkomstig uit Canada en Engeland, en zijn de voorbije jaren aan de slag als zogenaamde expats. Ze geven hier les aan een privéschool, zoals er wel meerdere zijn in Kuala Lumpur. De economische groei van Maleisië werkt als een magneet op buitenlandse investeerders. In hun kielzog brengen ze heel vaak vrouw en kinderen mee en dat verklaart meteen ook waarom de vraag naar buitenlandse leerkrachten hier beduidend hoog ligt. Wie hier als expat aan de slag gaat, kan rekenen op een zeer loyaal loon, inclusief tal van bijkomende legale voordelen. Dat is ook wellicht de reden waarom ze in de betere buurt van de hoofdstad wonen, meer bepaald bij Desea City Park. Deze residentiële wijk bestaat uit vrij grote wooncomplexen, die volledig ommuurd zijn en die dag en nacht bewaakt worden door een legertje wachters van Nepalese origine. Het voelt wat vreemd aan om telkens bij het verlaten of binnenkomen van de site de Nepalese begroeting ‘Namaste’ te horen. Hoofdsteden zijn nu eenmaal multicultureel.

Isabelle en Simon maken deel uit van de online community ‘Warmshowers’.  Vergelijk het met ‘Vrienden op de fiets’, maar dan wereldwijd en gratis.  Er is maar één voorwaarde om opgenomen te kunnen worden in het gastvrijheidnetwerk en dat is de wereld verkennen per fiets. Afhankelijk van de capaciteit van de woning krijg je een bed of een plek op de sofa aangeboden. Bij Isabelle en Simon kon ik beschikken over een eigen kamer en dat is toch net iets luxueuzer dan een slaapzaal met 11 ronkende medereizigers of een te krap éénpersoonstentje. Het leuke aan deze formule van overnachting is dat je terechtkomt in een wereld van gelijkgestemden. Ze kennen als geen ander het pedalerend gevoel en de drang om een nomade te zijn onder de nomaden. Doordat ze zowat om de vier jaar een andere locatie uitzoeken om les te geven, hebben ze al een aardig stukje van de wereld afgereisd. Met de geboorte van hun zoon Leo is hun reisdrift wat getemperd, maar wanneer de kans zich voordoet springen ze nog steeds op de fiets om de wereld vanop hun tweewieler te ontdekken.

Het is ook nu weer wat wennen. Leo (6 j.) mag dan wel het enige kind zijn ten huize van Isabelle en Simon,  soms heb ik het gevoel dat er een stuk of vijf Leo’s de woonkamer vullen. Als hij niet aan de slag is met papier, lijm en kleurpotloden, is hij drukdoend met lego aan het spelen. Alleen wanneer hij zich verdiept in het virtuele computerspel Minecraft lijkt hij van de aardbol verdwenen. Ongelofelijk hoe ingenieus dit spel is opgebouwd en hoe het je toelaat om een eigen imaginaire wereld te creëren. Zijn fantasie lijkt oeverloos, gaande van vliegende zeeschildpadden die vriendschap sluiten met aardige zombies, tot wandelende sprinkhanen die picknicken langs het meer. Ik moet toegeven dat ik een tikkeltje jaloers ben op zijn ongebreidelde droombeelden om via kubusvormige objecten een heel aparte kosmos tot leven te roepen. Ik wou dat ik soms mijn eigen aardbol kon uitvinden, een plek dat niet bezoedelt is door luchtvervuiling. Geloof me, onze planeet slipt dicht, letterlijk en figuurlijk. Spijbelende scholieren die hun ongenoegen over het niet nakomen van het klimaatakkoord aan de kaak stellen, zullen daar helaas niks aan veranderen. De manier waarop we consumeren, daar moeten we met z’n allen werk van. De wereld veranderen, het begint bij onszelf.

metronet

Kuala Lumpur – een eerste confrontatie

Aankomen in een wereldvreemde metropool is even wennen. Het voelt aan als een peuter die gestimuleerd door prikkels op ontdekking gaat naar die onbekende, grote wereld. Ik tast, snuif, kijk, luister en proef. Mijn zintuigen vormen mijn gids. Mijn eerste confrontatie met een vreemde, verre stad of een onbekend land voelt nog steeds aan als een eerste nacht met een onbekende minnares. Zo is het ook met Kuala Lumpur. Ik dompel me onder in een stad die nimmer lijkt te slapen. Als uitvalsbasis heb ik de wijk Brickfields gekozen of beter gekend als Little India. Meteen stel ik met eigen ogen vast dat Kuala Lumpur een smeltkroes is van culturen. Heerlijk!

Ik heb een bescheiden slaapplekje gevonden, vier hoog, in één van de vele hotelletjes die de wijk rijk is. Rustig slapen is niet echt aan de orde. De eerste nacht werd ik zelfs gewekt door brandalarm. Als een halve zot sprong ik uit bed en begon als in een te snel afgedraaide film zoveel mogelijk spullen in te pakken. Op de gang hoorde ik gestommel, openklappende deuren en ramen. Ik stond haast volledig bepakt en bezakt in de gang, klaar om de trap af te spurten, toen het brandalarm abrupt stopte met loeien. De verwarring was groot en de ontnuchtering nog groter toen het loos alarm bleek te zijn. Welkom in Kuala Lumpur.

De voorbije dagen heb ik vooral tal van praktische zaken opgelost, zoals het opsturen van fietsmateriaal naar Laos voor de bamboefiets en het zoeken naar een tijdelijke vervangfiets. Vooral dat laatste kostte meer energie dan verwacht. Er zijn wel wat fietsenzaken in de hoofdstad, maar meestal is het assortiment gericht op wielrenners. Degelijke en vooral betaalbare trekkingsfietsen vinden, is minder voor de hand liggend. Ik verbaas me eerlijk gezegd zelfs dat er hier fietsenwinkels zijn. Tijdens de voorbije dagen heb ik niet één fietser voorbij zien rijden. Mensen verplaatsen zich hier per trein, metro, auto, scooter of te voet. Vooral de tweevoeters moeten over stalen zenuwen beschikken. Voetgangerslichten vallen op heel veel drukke straten niet te bespeuren. Koning auto is hier allesoverheersend. Of toch niet helemaal, want in de drukke winkelwijk Bukit Bintang zorgen lange, overdekte voetgangersbruggen ervoor dat je je zorgeloos kan voortbewegen. En om de voetganger helemaal gunstig te stemmen blaast de airco welig in het rond. Geen overbodige luxe trouwens als je weet dat de gemiddelde temperatuur hier 27,1 graden is. Ik heb hier dus al aardig wat litertjes af gezweet. Niet in het minst toen ik met mijn fonkelnieuwe touringfiets de weg naar het hotel moest terugvinden. Een hel in het kwadraat, want Kuala Lumpur is een doolhof van vier tot achtbaanvakken die in elkaar overvloeien via oeverloos veel klaverbladknooppunten. Precies omdat koning auto zoveel plaats inneemt, hebben ze een modern metronetwerk ontwikkeld dat deels ondergronds, maar ook bovengronds opereert. Ik denk dat dit vervoersmiddel de komende dagen mijn voorkeur zal genieten…

de nieuwe fiets - 16 jan 2019

Fietsen zonder grenzen

Het is gek, maar in ons leven willen we over zoveel als mogelijk controle hebben. Zekerheden voelen aan als een houvast, als iets dat vertrouwen inboezemt. De wereld waarin we leven, duwt ons ook in zo’n keurslijf. Het wordt ons met de paplepel meegegeven. Hard studeren om later een goeie baan te hebben en veel geld te verdienen. Want geld maakt gelukkig, niet? Daar is iets van aan, of beter gezegd, het maakt het leven gemakkelijker. Zo heb ik vandaag dankzij zuurverdiende centen een winkeleigenaar uit Maleisië gelukkig gemaakt en mezelf ook een beetje. Al situeert geluk zich voor mij eerder op een ander niveau, waar geld niet het onderwerp van uitmaakt. Met geld kan je misschien een stukje geluk kopen, maar daar houdt het ook ergens op. In hoeveel huizen kan een mens wonen? Hoeveel auto’s kan een mens tegelijk besturen? En hoeveel verschillende maatpakken kan iemand per dag aantrekken?

Door mijn manier van reizen, heb ik leren leven met weinig, een huis op twee wielen. Toegegeven, ik kan moeilijk compromissen sluiten als het op foto- en filmapparatuur aankomt, maar dat is dan ook mijn enige guilty pleasure. En daarenboven is het in functie van de manier waarop ik doorheen de wereld reis. Na meer dan twaalf jaar vaak voor een lange periode ‘on the road’ te zijn, blijft de fiets nog steeds hét vervoersmiddel bij uitstek. Dat pedalerend gevoel om te fietsen zonder grenzen, het is een terugkerende constante in mijn leven. Doorheen de vele reizen heb ik gaandeweg ook mijn passie voor fotografie en filmen ontdekt. De uitpuilende fietstassen vol beeldmateriaal resulteerden uiteindelijk tot fel gesmaakte fotofilmreportages.

De cirkel is rond en zo heb ik het graag. Het is een leven dat doet dromen, een leven dat wordt opgediend als een feestmaal waarvan ik intens lang kan genieten, omdat ik weet wat traagheid is. Of ik me ooit nog zal aarden in mijn vertrouwde omgeving? Het is een vraag die me ook nu weer bij mijn kort, onverwacht verblijf in België meermaals werd gesteld. Ik zal niet ontkennen dat zo’n nomadenbestaan diepe sporen nalaat op mijn zwerversziel. Die drang naar avontuur en het omarmen van die onnoemelijke gastvrijheid overal ter wereld, het is ei zo na mooiste wat er is. Maar het opperste geluk blijft toch om dit alles te kunnen delen met wie je lief hebt. Misschien komt die dag ooit nog eens terug, ooit. Tot zolang blijf ik fietsen zonder grenzen, op de grens tussen nimmer en ooit…

het vertrek

Een vertrek met hindernissen…

‘Op de grens tussen oud en nieuw werd het heel even stil in het hoofd van de man die werkt aan de tijd. Hij wierp nog een laatste blik op het radarwerk van het leven. Het was een bewogen jaar geweest. Maar gelukkig wezen de wijzers nog in de juiste richting; de weg van een voorspoedig en avontuurlijk 2019.’

De wijzers tikken inmiddels een nieuwe dag tegemoet. Ik bevind me in de vertrekhal van Zaventem Airport. De ijzingwekkende leegte voelt wat vreemd aan voor een internationale luchthaven. Tussen middernacht en ongeveer zes uur ’s morgens ligt het vliegverkeer hier ei zo na stil. Heel even flitst dinsdag 22 maart 2016 doorheen mij gedachten. Deze plek kleurde die dag bloedrood. Tientallen onschuldige burgers hadden zonder medeweten hun lot verbonden met ‘wrong place, wrong time’. Hun leven en dat van hun familie zal nooit meer hetzelfde zijn. De kans dat het scenario zich op dit eigenste moment herhaalt, is bijzonder klein. De vertrekhal telt nauwelijks een handvol mensen. Ik rol mijn matje uit en dommel de nacht in.

Vijf uur later overhandig ik mijn internationaal paspoort en boardingpass. “Mag ik de bevestiging van uw terugvlucht zien, mijnheer?” Ik hoor het heel even donderen in Keulen. “Euh, die heb ik niet…” Mijn voorhoofd vertoont diepe lijnen. “Bent u dan niet op de hoogte dat u zonder aantoonbare terugvlucht een visum moet aanvragen voor Maleisië?” Het zweet breekt me uit en de groeven worden rivierkanaaltjes. “Euh, niet echt neen.” De dame aan de incheckbalie wordt overspoeld door een gevoel van sympathisch plichtsbewustzijn. “U mag maximaal 90 dagen lang op Maleisisch grondgebied vertoeven, maar dan moet u wel een terugvlucht kunnen voorleggen, zoniet moet u een visum aanvragen.” “Ook als ik me met de fiets verplaats?”, dring ik lichtjes aan. De fronsende wenkbrauwen van de dame in maatpak spreken boekdelen. De toon verandert in speelse nieuwsgierigheid. Na het uit de doeken doen van mijn reisplannen, geeft ze met een knipoog mijn internationaal paspoort terug. “Een goeie reis en hou het veilig onderweg!” Met een gevoel alsof ik de lotto heb gewonnen berg ik mijn papieren op.

Oef, eerste hindernis overwonnen! Nu nog mijn handbagage feilloos doorheen de douane controle geloodst zien te krijgen… Omdat ik nogal behoorlijk wat dure elektronica meezeul (foto- en filmapparatuur, drone, mini-camera, laptop, …) heb ik op de laptop na alles in een trolley gepropt. Met een gestreken gezicht leg ik de veel te zware koffer op de transportband en gooi vervolgens alles wat enigszins metaalachtig is in de aangewezen koffer. Ik passeer probleemloos de securityscan en enkele ogenblikken later rolt ook de trolley op zijn kousenvoetjes naar me toe. Ik moet me bedwingen om niet een slaak van opluchting uit te schreeuwen. Hadden ze de drone gevonden, dan kon ik er prat op gaan dat de poppen aan het dansen gingen. Sedert enige tijd heb je douanepapieren nodig om die met het vliegtuig mee te nemen. Krommenaas is mijn naam…  In zeven haasten grijp ik mijn rugzak en maak me uit de voeten. Eenmaal de kust veilig is, kuier ik wat doorheen de duty free winkeltjes. Op een gegeven ogenblik word ik als door de bliksem geslagen. Lieve help, mijn trolley! Ik kijk radeloos om me heen. De incheckbalie flitst doorheen mijn hoofd. Als een zot achterna gezeten door de duivel, ren ik terug. Mijn ogen speuren met de snelheid van een arend de omgeving af. Mijn hoofd draait 360 graden in het rond, gevolgd door de rest van mijn ledematen. In ware paniekaanval klamp ik de eerste beste douanebeambte vast. “Sorry, ik heb mijn handbagage hier ergens achtergelaten…” Niets begrijpend haalt de dame haar schouders op.  Als in een versnelde film blijven mijn ogen rondtollen in mijn oogkassen. Tot plots, als in een slow motion mijn pupillen blijven hangen tussen droom en werkelijkheid. Daar staat hij, de trolley, onaangeroerd en wachtend op zijn baasje. Bovenop hangt even roerloos mijn fietshelm. Zou dit de redding geweest zijn?